2-Leesvaardigheden2.2-Ontdekken

2.2.5 Een nomadenverhaal

Een nomadenverhaal – Genesis 13:1-18

De betekenis van een nomadenverhaal ontdekken met behulp van zijn sleutelwoorden, zijn compositie en zijn plaats binnen de omringende bijbelverhalen

Inleiding

Wie voor een schilderij van een groot­meester als Rubens of Rembrandt staat zal meestal –  mits een beetje training – weinig moeite hebben om de terugkerende kleuren, de compositie en de hoofdmotieven op te merken. Wie meer kunstwerken van dezelfde hand kent kan het bewus­te doek nog beter plaatsen en appreciëren. Dat gaat ook op voor bijbelverhalen. Het zijn als het ware schilderijen die lezers – net zoals kijkers – deelgenoot willen maken van de visie van zijn verteller. Zij moeten dit verhaal dus ook meerdere keren lezen en grondig bekijken. Pas dan krijgen zij oog voor details en zijn zij in staat om de betekenis ervan te vatten en de schoonheid ervan te waarderen. De impliciete boodschap komt dan in het vizier en dat genereert niet alleen bewondering voor het verhaal maar ook waardering voor de schrijver.

Aan te leren vaardigheid

De meeste bijbelverhalen zijn voorzien van allerlei motieven en een herkenbaar vertelverloop. Op school worden leerlingen getraind om kunstwerken nauwkeurig te observeren en te evalueren. Bij een aantal bijbellezers ontbreken dergelijke vaardigheden. Essentiële zaken riskeren zij niet op te merken die bij een toegespitst lezen naar de oppervlakte komen en de weg wijzen naar wat de bijbelverteller beoogde.

Bij de kennismaking van het stormverhaal (zie 2.1. Kennismaken 1. Een stormverhaal) werd er al op gewe­zen dat de Bijbel oplettend, onbevooroor­deeld en geïnformeerd moet worden gelezen. Op die vaardigheden wordt hier dieper ingegaan. Wie een tekst leest begrijpt daarom nog niet wat er precies staat. Bijbelschrijvers houden er immers van om elementen in hun verhalen te verwerken waarmee zij hun lezers in een specifieke richting sturen. Komen deze niet op het spoor ervan dan maken zij louter kennis met de plot en met een stuk informatie. Merken zij ze wel op dan ontdekken zij een extra dimensie die de betekenis van het verhaal versterkt, verrijkt en verdiept. Dergelijke elementen maakten echter geen deel uit van een geheel van geheime codes of ingewikkelde verwijzingen die voor een intellectuele elite bestemd waren. Zij waren integendeel geschreven voor mensen uit alle la­gen van de samenleving die met dergelijke vertellingen vertrouwd waren.

Wie het boeiende pad van het ontdekkend bijbellezen wil inslaan die kan dat nu doen met het ver­haal over twee nomadenleiders in de Hebreeuwse Bijbel in Genesis 13:1-18 (hieronder in de vertaling van het NBG ’51). Er spijt van krijgen zal er zeker niet bij zijn.

Lezers van bovenstaand nomadenverhaal kunnen de neiging hebben om het te klasseren als een relaas over de twist van twee groepen herders. Of over de rijkdom van beide stamleiders of over hun onderlinge relatie. Of nog over Abrams edelmoedigheid ten aanzien van zijn neef Lot. Het verhaal valt hoe dan ook als volgt samen te vatten:

‘Twee nomadenleiders krijgen vanwege hun talrijke kudden met ruim­tegebrek te kampen. Zij besluiten uit el­kaar te gaan waarbij de ene de keuze aan de andere laat. Deze laatste kiest voor een waterrijke streek waar hij in de buurt van slechte mensen gaat wonen. Hij laat het land aan zijn collega over wie ver­teld wordt dat hij een aanbidder van JHWH is. Zijn God belooft hem een tal­rijk nageslacht.’

Hoewel die samenvatting het verhaal juist weergeeft ontbreken er belangrijke elementen. Lezers hebben die nodig om de betekenis van het verhaal verantwoord te kunnen inschatten. Die elementen merken zij op als ze oog hebben voor woorden die worden herhaald, voor de verhaalopbouw en voor de plaats van het verhaal binnen het geheel van de andere Abrahamverhalen.

Sleutelwoorden

Bij het vertellen putte de schrijver uit zijn eigen woordenschat en maakte daaruit een keuze. In het Oude Midden Oosten gebeurde dit — voor zover wij weten — zeer bewust en afgewogen (zie bijvoorbeeld 3. Hebreeuwse Bijbel 3.1. Kennismaken 3. Het verhaal van de schepping en 3.2. Ontdekken 1. De schepping van het verhaal). Het is voor lezers dan ook een must om aandacht te besteden aan woorden die in de tekst worden herhaald. Zij leggen niet alleen klemtonen maar ze helpen ook om meer zicht te krijgen op de ideeën van de verteller.

Een snelle inventarisatie ervan spreekt op zich al boekdelen. Als in een niet al te lange tekst een woord meer dan twee keer voorkomt dan mogen lezers ervan uitgaan dat de verteller het in hun geheugen wil vastleggen. Op dat moment promoveert het tot een van de sleutelwoorden of wegwijzers die de betekenis van het verhaal helpen te achterhalen. Het lijstje van de meest voorkomende woorden ziet er als volgt uit:

Het samenspel van die sleutel­woorden verraadt dat het thema draait om het wonen (6x) in het (beloofde) land (7x). Abram (9x) en Lot (9x) zijn de twee hoofdfiguren die dan ook alle aandacht van lezers moeten krijgen met JHWH (6x) als derde hoofdfiguur die hoofdzakelijk op de achtergrond blijft totdat hij Abram aanspreekt en hem op diens toekomstig nageslacht doet focussen.

Het probleem van deze nomadenleiders is dat zij met hun herders (4x) en hun vee (3x) – nl. schapen en runderen – te dicht op elkaar gepakt zitten en daardoor de waterbevoorrading voor de kudden in het gedrang komt. Bovendien meldt de verteller dat er al andere volken in het land wonen: Kanaänieten en Perizzieten (13:7). Er is niet veel verbeelding voor nodig om te beseffen dat die in de vruchtbare valleien wonen. Abram en Lot moeten dus genoegen nemen met het bergland en er telkens naar waterbronnen zoeken. Dit geeft – mogelijk ook samen met hun uitgebreid bezit – aanleiding tot spanningen tussen de herders van beide leiders met onderling getwist tot gevolg (8). De noodzaak om van elkaar te scheiden dringt zich dus op en dan gaat de een weg en blijft de ander (9).

Verhaalopbouw

Sleutelwoorden fungeren als wegwijzers en wijzen vaak naar het thema van het bijbelverhaal maar zij vertellen nog lang niet alles. Lezers moeten nog een stap verder zetten. Een verhaal ontvouwt zich in fasen met gebeurte­nissen of gesprekken en meestal met wisselingen of verschuivingen. Er tekent zich een dui­delijke verhaallijn af. Na de presentatie van de beginsituatie doet er zich een probleem voor dat naar een climax voert. Er volgt een kantelmoment en een oplossing waarna de handeling afneemt en de eindsituatie wordt geschetst. De opbouw van het verhaal geeft het volgende beeld:

 

Het ver­haal toont dus een heel natuurlijk verloop. Zo gebeuren dingen nu eenmaal in het leven: bij een probleem wordt een oplossing gezocht en (al dan niet) gevonden. Opeenvolgende en overeenkomende fasen komen duidelijk uit de verf en versterken tegenstellingen en overeenkom­sten. Het zwaartepunt ligt precies in het midden van het verhaal (de X-alinea). Dáár gebeurt de overweging die de aanleiding vormt voor een doorslaggevende wending. De relaties tussen de be­trokken partijen krijgen er een ingrijpende wijziging door.

 

Lezers merken met gemak op dat de aangesneden thema’s in de eerste helft van het verhaal terugkeren in de tweede helft maar dan in een omgekeerde volgorde.

Deze verhaalopbouw abcd-d’c’b’a’ – waarbij veel in zijn tegengestelde uitmondt – verraadt ook dat er echt meer op het spel staat dan het veel voorkomende thema van twee uiteengaande partijen. Veelbetekenend richt de verteller zijn schijnwerpers op het centrale gegeven dat geen tegenhanger heeft – x Lots overweging – zodat het verhaal beslist vanuit die invalshoek moet worden gelezen en begrepen: ‘toen sloeg Lot en zag, dat de gehele streek van de Jordaan rijk aan water was; voordat JHWH Sodom en Gomorra verwoest had, was zij tot Soar toe als de hof van JHWH als het land Egypte’ (10)

Samenhang van de Abramverhalen

Met sleutelwoorden en verhaalopbouw is lang nog niet alles gezegd. Een vertelling krijgt extra kleur of betekenis als haar plaats binnen de omliggende verhalen wordt gelezen en beoordeeld. In Abrams verhalenreeks fungeert hij als hoofdfi­guur die ervaringen beleeft met een JHWH die aan hem verschijnt, hem uitnodigt om op hem te vertrouwen en hem een dubbele belofte doet. Abram krijgt een land waarin hij zich kan vestigen én een omvangrijk nageslacht waarvan hij de stamvader zal worden (121-3, 7). Binnen het kader van zijn relatie met God fungeren beide beloften in de verhalenreeks als een dubbele rode draad.

 

In die verhalen ontmoet Abram JHWH die zich enkele keren aan hem laat ‘zien’. Dit sleutel(werk)woord klinkt dan ook met de regelmaat van de klok: JHWH zal een land laten zien, hij laat zich aan Abram zien, die ziet mannen naar hem toekomen, hij ziet de plaats, hij ziet de ram, enz. … Telkens weer blijkt dat Abrams zien bij die ervaringen met JHWH een fundamentele rol speelt. Zo krijgt hij steeds meer inzicht in JHWH’s bedoelingen met hem.

Lots zien

In het licht van al dat zien komt dit werkwoord hier drie keer voor (!) waarvan er één in het exacte centrum (9) en dat in een cruciale rol. Het onderstreept Lots keuze die hem buiten het (door God beloofde) land brengt waardoor hij zijn relatie met JHWH danig verzwakt. Zijn op zien gebaseerd kiezen genereert voor hemzelf, zijn gezin en zijn nakomelingen ingrijpende gevolgen. Deze komen bijzonder sterk tot uiting in de verhalen van Genesis 14 en 19. In schril contrast met zijn hebzuchtige neef komt Abram naar voor die – hoewel hij zich zelf hebberig gedroeg in Egypte (12:10-20) – zijn les blijkt te hebben geleerd. Hij avonturiert zich immers niet meer buiten de grenzen van het aan hem toe­gewezen woongebied.

Kiezen moet

Lezers mogen Abram er niet van beschuldigen dat hij Lot zou hebben aangezet om het (beloofde) land te verlaten. Als vredestichter – die het getwist tussen hen beiden en hun gezamenlijke herders wil neutraliseren – karakteriseert Abram hun beider relatie als broederlijk: ‘wij zijn mannen broeders’ (8). Ondanks hun leeftijdsverschil behandelt hij zijn neef als zijn gelijke en doet dat zelfs heel vriendelijk met een (in het Hebreeuws) ‘alsjeblief laat ons van elkaar scheiden’. Zonder enige vorm van superioriteit te laten voelen – wat hij als oudere had mogen en kunnen doen – laat hij zijn jonge neef tussen links en rechts kiezen. In de Hebreeuwse tekst betekent dit een keuze tussen het noorden en het zuiden van het land. Hoewel JHWH het hele land (d.i. het latere Israël) aan Abram had toegewezen biedt deze zijn neef Lot de helft ervan aan (9). Een beetje ironisch toch? Er wonen immers ook nog Kanaänieten en Perizzieten (7). Abram doet dat op zijn eigen initiatief – ziet hij Lot misschien als zijn belangrijkste erfgenaam? Het is maar de vraag of JHWH dit wel goed vindt. JHWH zette Abram aan om Haran te verlaten en naar het door hem beloofde land te reizen. Hij richtte zich daarbij echter alleen tot Abram en niet … tot Lot. Het moet echter duidelijk zijn voor de lezers: Abram geeft Lot echter niet de optie om te kiezen tussen binnen of buiten het land!

De ogen doen het

Tijdens Abrams voorstel staan beide nomadenleiders (zeer waarschijnlijk) tussen Betel en Aï (3) waar een hooggelegen plek is van waarop zij een fantastische panoramische uitkijk hebben. Zij kunnen een groot deel van het bergland overzien en tevens de hele lager gesitueerde Jordaanvallei tot aan de stad Soar toe. Lot slaat zijn ogen op en ziet – zonder het noorden of het zuiden een blik te gunnen – naar het oosten waar de hele streek van de Jordaan ligt. Het wordt met een reeks superlatieven beschreven: rijk aan water, als de hof van JHWH en lijkend op Egypte waar hij recentelijk nog met Abram verbleef. Lot laat zich verleiden door wat hij ziet en hij kiest dat dus helemaal voor zichzelf (10-11).

Lot had niet meteen op dat voorstel moeten ingaan. Als jongere neef had hij zijn oom eerst moeten laten kiezen. Abrams edelmoedigheid en onbaatzuchtigheid steken dan ook schril af tegen zijn naar heb­zucht neigende neef Lot. Abram zelf kiest immers helemaal niets maar hij hoort JHWH zeggen: ‘sla je ogen op’ naar ‘dit land’ en belooft hem dat hij het hem zal geven. Naar alle windrichtingen moet Abram het helemaal doorlopen en eruit afleiden dat hij er de wettelijke bezitter van zal worden. Terwijl Abram in het land altaren voor JHWH bouwt (4 en 18) – en zodoende in het land aan JHWH’s koningschap werkt – voegt Lot zich bij mensen die de verteller als mensen karakteriseert die zich tegenover JHWH zeer slecht en zondig gedragen (12-13).

Gezien de vele (binaire) tegenstellingen die de verteller in zijn verhaal heeft verwerkt komt het contrast tussen beide nomadenleiders wel heel sterk naar voren. Enerzijds beschrijft hij Abram die zijn tenten opslaat in de nabijheid van bomen in het bergland en er voor JHWH altaren bouwt. Hij heeft alleen oog voor het hele (beloofde) land en biedt Lot er de helft van aan (9). Anderzijds voert de verteller diens neef Lot op die uitsluitend zijn oog richt op de hele op Egypte lijkende streek waar hij gaat wonen en er uiteindelijk zijn tenten opslaat bij Sodom (12).

Nabeschouwing

In dit verhaal blijkt Lot de grote verliezer maar dat zegt de verteller niet expliciet. Hij laat het de lezers zelf ontdekken en helpt hen daarbij via sleutelwoorden, de centrale markering van Lots overweging en de verweving van zijn verhaal in het netwerk van omringende Abramverhalen.

‘De verkeerde keuze van Lot’ lijkt dan ook een adequatere titel dan de gebruikelijke ‘Abram en Lot gaan uit elkaar’. Lot keert immers niet alleen het (be­loofde) land de rug toe maar hij zoekt ook het gezelschap op van mensen met een buitengewoon slechte relatie met JHWH. Dáár slaat hij zijn tenten op (12) terwijl Abram dat in het land bij Hebron doet (18). Bij dit alles spreekt Abram. En Lot? Die zwijgt in alle talen. Abram kiest duidelijk voor JHWH en die laat hem het hele land zien dat hij aan hem en zijn talrijk nageslacht (3x) zal geven (14-16). Lot gaat voor een relatie met zeer negatief ingestelde mensen.

Ter afronding

Al met al loonde het de moeite om dit bijbelver­haal zo nauwkeurig van dichtbij te lezen en vast te stellen dat het een prachtig literaire vertelkunst betreft. Zonder zich aan zijn lezers op te dringen laat de verteller hen zelf concluderen waaruit de les van het verhaal bestaat: wie zich begeeft buiten het bereik van Gods zegen riskeert serieuze problemen. De latere verhalen in Genesis 14 en 19 bewijzen dat Lot er tot over zijn oren in terecht komt. Wie zich echter zoals Abram met God verbindt krijgt uit­zicht op een gezegende toe­komst.