7.2.3 Sublieme Jonatan
Ontdekken hoe de bijbelse figuur Jonatan uitgroeit tot een voorbeeld van absoluut onbaatzuchtige liefde.
Inleiding
Bij vriendschap in de Bijbel denkt men vrij spontaan aan David en Jonatan: een klassiek voorbeeld van hechte en trouwe vriendschap. Hun vriendschap voor elkaar is legendarisch geworden. De overwinning van de herder tegen de Filistijnse kampvechter Goliat (1 Samuël 17) maakt een enorme indruk op Israëls kroonprins en genereert bij hem gevoelens van grote sympathie. Het blijkt uit te monden in een uitzonderlijke genegenheid voor David.
1 Jonatan, die bij dit gesprek aanwezig was, voelde zich meteen sterk tot David aangetrokken en vatte een innige vriendschap voor hem op. 2 Saul nam David vanaf die dag bij zich en liet hem niet meer teruggaan naar zijn ouderlijk huis. 3 En Jonatan, die David zo lief had als zijn eigen leven, sloot vriendschap met hem: 4 hij deed zijn mantel af en gaf die aan David. Ook gaf hij hem zijn uitrusting, tot en met zijn zwaard, zijn boog en zijn koppelriem – 1 Samuël 18: 1-4.
Een bevlieging van een zwak persoon die zich vol bewondering en in extase aan zijn idool overgeeft? Geen sprake van!
Heldhaftige Jonatan
De bijbelverhalen in de hoofdstukken 14-20 van het eerste boek Samuël maken heel duidelijk dat Jonatan beslist geen doetje is. Hij blijkt een uitzonderlijk heldhaftig man met een sterk karakter te zijn! Tegenover de kolossale agressie van de bulderende Filistijn zakt – net zoals bij zijn vader en held koning Saul – de moed in de schoenen. Eerder hadden koning en kroonprins uitzonderlijk moedig tegen vijanden gevochten en dat met bijzonder veel succes. Mogelijk herkent Jonatan bij David hier op het slagveld diezelfde moed en hetzelfde vertrouwen die hij vroeger opbracht toen hij onverschrokken een deel van Israëls leger aanvoerde en de Filistijnen versloeg (1 Samuël 14). Tegenover Goliat kan hij die branie blijkbaar niet meer opbrengen en daarom slaat hij de herder David vol bewondering gade. In hem ziet hij een man van hetzelfde kaliber, een man als hij zelf. Begint hij van hem te houden omdat de herder op hem lijkt? Daar lijkt het op want net zoals Jonatan dat deed neemt David een enorm risico en zet hij zijn leven op het spel. Uiteindelijk redden beiden Israël op een weergaloze wijze. Het wordt hoe dan ook een vriendschap tussen beide helden die nooit meer zal ophouden.
Jonatan geeft
Bij zijn vader Saul kan er voor David die Israël zonet van een smadelijke nederlaag bespaarde geen dankjewel af. Hij lijft de jonge herder gewoon in zijn leger in. Jonatan daarentegen doet zijn mantel af en geeft hem aan de held die de reus Goliat definitief in het zand heeft doen bijten. Wat een symbolische daad! Dit geven door Jonatan harmonieert met zijn eigennaam die JHWH geeft betekent. Deze kroonprins cijfert zichzelf helemaal weg en geeft daarmee eigenlijk aan David het recht om in plaats later koning Saul op te volgen. Met dit geven realiseert hij onbewust wat JHWH na Sauls eigenzinnige weerspannigheid (1 Samuël 15:20-24) van plan was te doen: diens koningschap aan een ander geven.
26 ‘Nee,’ antwoordde Samuël. ‘U hebt de opdracht van JHWH verworpen, daarom verwerpt JHWH u als koning van Israël.’ 27 Toen Samuël zich omdraaide om weg te gaan, greep Saul de slip van zijn mantel beet, maar die scheurde af. 28 En Samuël zei: ‘Hierbij scheurt JHWH het koningschap over Israël van u los en geeft hij het aan iemand anders, iemand die waardiger is dan u – 1 Samuël 15:26-28
Zonder weet te hebben van deze beslissing doet Jonatan afstand van zijn eer en waardigheid die heel specifiek door zijn mantel worden gesymboliseerd. Philippe Soupault schrijft over vriendschap dat de belangrijkste vijand van de vriendschap niet de liefde is maar de eerzucht.[1] Niet zijn eer maar zijn liefde brengt Jonatan tot een vriendschapsverbond met David. Tot driemaal toe klinkt het in de boekrol Samuël:
‘en Jonatan had hem lief als zichzelf’ – 1 Samuël 18:1 NBG
‘omdat hij hem liefhad als zichzelf – 1 Samuël 18:3 NBG
‘En Jonatan liet David opnieuw zweren bij zijn liefde voor hem,
want hij had hem lief als zichzelf’ – 1 Samuël 20:17 NBG
Deze drievoudige herhaling in de Bijbel straalt een gewilde kracht en absoluutheid uit. Terwijl Sauls haat tegen David groeit, ontwikkelt zich parallel daaraan Jonatans trouw. Hij voelt zich zó tot David aangetrokken dat de bijbelverteller dit letterlijk verwoordt als:
En de ziel van Jonatan verbond zich met de ziel van David.
Uit de volgorde van deze woorden in de Hebreeuwse tekst in 18:1 spreekt een volledige gelijkwaardigheid hoewel het om ongelijke partners gaat: hier staat een kroonprins tegenover een herder. Jonatan tilt David op tot zijn eigen koninklijke niveau. Hij maakt van hem een gelijke. Later zal hij zelfs expliciet zeggen dat hij zelf onmiddellijk onder David zal staan of anders gezegd zijn tweede man zal zijn (23:17).
Jonatan riskeert zijn leven
Koning Saul ontwikkelt mettertijd een groeiende jaloersheid en wantrouwen ten aanzien van zijn schoonzoon die zich als een uitermate succesvol generaal ontpopt. Door Davids voortdurende militaire successen wordt het volk dol enthousiast. Het draagt hem op handen. Dit wekt jaloersheid van de koning op en het daarmee verbonden wantrouwen. Wie gevoelens van jaloersheid voedt, komt soms tot uitzinnige reacties. Het betreffende verhaal staat bol van spanningen en de veelvuldige drievoudige herhalingen onderstrepen dit: Jonatan, Mikal en het volk ‘hebben David lief’ (wel 3x keer vermeld: 18:3, 16 en 20) en ‘JHWH is met hem’ (eveneens 3x: 18:12, 14 en 28). Saul van zijn kant ziet, hoort en ervaart dit alles. Genoeg om David als een concurrent en een bedreiging te beschouwen: ‘hij vreest hem’ (nogmaals 3x: 18:12, 16 en 29). Daarom tracht de koning David steeds ‘op Filistijnen uit te sturen’ (ook 3x: 18:13, 16 en 27). Terwijl Sauls reputatie tanende is, wordt David de rijzende ster in Israël (18:30).
Al deze drievoudige herhalingen wendt de bijbelverteller aan om glashelder te maken dat deze situatie met de hyperjaloerse en wantrouwige Saul niet te harden is voor David. Zij monden uit op een doordachte beslissing om zijn rivaal uit te schakelen. Saul licht zijn regering en zijn zoon Jonatan daarover in (19:1). Jonatan kiest er echter voor om één met David te zijn. Concurrentiegevoel krijgt bij hem geen kans en daarom waarschuwt hij enerzijds zijn boezemvriend (2-3) en remt anderzijds zijn vader af (4-6). Zo slaagt hij erin Sauls eerste moordplan af te wenden. Alles lijkt weer als voorheen te worden (7-8).
Na Davids nieuwe militaire successen gaat Saul over tot een onverhoedse moordpoging door een speer naar zijn schoonzoon te gooien. Gelukkig kan hij die ontwijken en de benen nemen (19:8-10). Daarop stuurt de koning zijn soldaten naar Davids huis waar zijn vrouw hem aanspoort om ervan door te gaan (11-13). Saul geeft echter niet op en blijft jacht op hem maken. Ten einde raad roept David Jonatans hulp in (20:1). De koningszoon laat hem niet in de steek en hij gaat heel ver in zijn verbondenheid met David.
16 Jonatan sloot een verbond met het huis van David met de woorden: ‘Moge de HEER je daaraan houden.’ 17 Vervolgens liet hij David dit bekrachtigen met een eed op hun vriendschap, want hij had David lief als zijn eigen leven – 1 Samuël 20:16-17
‘In het Oude Testament sluit men juist een verbond met mensen, met wie men niet van nature, door bloedverwantschap, te maken heeft. Bovendien is er veelal sprake van ongelijke partners, die nu door het verbond tot gelijkwaardigheid komen’.[2]
Met zijn bekrompen en egoïstische instelling blijkt Saul de onzelfzuchtigheid van zijn oudste zoon ten aanzien Davids kansen op de troon niet te begrijpen. Vader Saul wordt razend op Jonatan omdat hij telkens weer de verdediging van David op zich neemt. ‘Saul noemt hem een ontaarde zoon, die zijn moeder mee te schande maakt. De krasse woorden bevatten een belediging voor de zoon … en zijn moeder.’[3] Als hij in volle razernij zijn speer naar Jonatan werpt met de bedoeling hem te doden, loopt hij woedend van tafel weg. Eten doet Jonatan niet omdat hij zich zorgen maakt om David (20:31-34).
Jonatan sluit een verbond
In het geheim belijden David en Jonatan elkaar hun onverbrekelijke vriendschap, wederzijdse trouw en liefde.
35 De volgende morgen ging Jonatan met een knechtje de stad uit om David op de afgesproken plaats te ontmoeten. 36 ‘Zoek snel de pijlen op die ik afschiet,’ beval hij hem. Zodra de jongen wegrende, schoot Jonatan een pijl over hem heen. 37 Toen de jongen bij de plek kwam waar de pijl terecht was gekomen, riep Jonatan hem na: ‘Ligt de pijl niet verder weg?’ 38 En: ‘Schiet op, blijf daar niet zo staan!’ Jonatans knecht raapte de pijlen bij elkaar en bracht ze terug naar zijn meester. 39 Hij wist natuurlijk niet waar het om ging, maar Jonatan en David des te beter. 40 Jonatan gaf zijn wapens aan zijn knecht en droeg hem op ze naar de stad terug te brengen. 41 Zodra de jongen weg was, kwam David van achter de rotsblokken te voorschijn, knielde neer en boog driemaal diep voorover. Ze kusten elkaar terwijl hun de tranen over de wangen liepen, tot Jonatan zich vermande 42 en zei: ‘Vaarwel. Onthoud wat wij tweeën elkaar bij de naam van JHWH gezworen hebben en dat wij en onze nakomelingen daar voor altijd aan gehouden zijn. JHWH is onze getuige.’ – 1 Samuël 20:35-42
Hun onderlinge afspraak gaat dus gepaard met politieke consequenties. Het verbindt David ertoe steeds positief tegenover Jonatans nakomelingen te staan en daar houdt hij zich later ook heel concreet aan (2 Samuël 9:1 en 7). Hun afscheidswoorden naar elkaar toe bezegelen hun gelofte.
Saul houdt niet op jacht te maken op zijn schoonzoon David in wie hij zijn doodsrivaal blijft zien. Jonatan kijkt heel anders tegen David aan en buiten het medeweten van zijn vader zoekt hij David voor een allerlaatste keer op.
16 Sauls zoon Jonatan zocht David in Choresa op om hem te zeggen dat hij op God moest blijven vertrouwen. 17 ‘Je hoeft niet bang te zijn,’ zei hij, ‘mijn vader Saul zal je niet te pakken krijgen. Jij zult koning van Israël worden en ik zal je tweede man zijn. En dat weet mijn vader zelf ook.’ 18 Nadat ze samen ten overstaan van JHWH hun vriendschapsverbond hadden bevestigd, ging Jonatan terug naar huis; David bleef in Choresa – 1 Samuël 23:16-18
Een onbegrensde vriendschap dus waarbij het initiatief hoofdzakelijk en telkens weer van Jonatan komt. Aan de rand van het slagveld nam hij al het initiatief om een verbond met David te sluiten (18:3). Hij herhaalt dit als hij merkt dat zijn vader vast besloten is om zijn zwager te doden (20:16) en hier doet hij het voor de derde keer. Dat de bijbelverteller de moeite neemt om dit drie keer te onderstrepen duidt er op dat het voor Jonatan heel cruciaal is en zeker geen bevlieging. David wordt zich daar gaandeweg meer en meer van bewust. Later onderstreept hij in zijn klaaglied over Jonatans dood dat hij van niemand anders zo’n hartverscheurende vriendschap en trouw heeft ondervonden:
19 ‘Als een gevelde hinde, Israël,
ligt jouw trots gesneuveld op je heuvels.
Ach, dat je helden moesten vallen!
20 Maak het niet bekend in Gat,
roep het niet rond in Askelon;
laat niet de Filistijnse vrouwen zich verheugen,
de dochters van die onbesnedenen niet juichen.
21 Bergen van Gilboa, draag geen dauw meer,
duld geen regen op je hooggelegen velden:
daar ligt het heldenschild, vertrapt,
het schild van Saul, vergeten en verwaarloosd.
22 Nooit keerde de boog van Jonatan terug
zonder het bloed van verslagenen, zonder het vet van helden;
het zwaard van Saul bleef nimmer onverzadigd.
23 Saul en Jonatan, de geliefden en beminden,
bij leven niet te scheiden, en onafscheidelijk verbonden in de dood.
Sneller dan een arend waren ze, en sterker dan een leeuw.
24 O dochters van Israël, treur om Saul!
Rijk bewerkt scharlaken gaf hij je te dragen,
door hem werd je getooid met sieraden van goud.
25 Ach, dat de helden in de oorlog moesten vallen!
Jonatan ligt gesneuveld op de heuvels.
26 Het verdriet verstikt me, Jonatan,
je was mijn broeder, en mijn beste vriend.
Jouw liefde was mij dierbaar, meer dan die van vrouwen.
27 Ach, dat de helden moesten vallen,
dat jullie, wapens in de strijd van Israël, verloren moesten gaan!’– 2 Samuël 1:17-27
David is zijn verplichtingen ten aanzien van Jonatan nooit vergeten. De trouwe vriendschap van Jonatans kant heeft het leven van Israëls toekomstige koning beschermd. Een dergelijke trouw en vriendschap is zeldzaam.
Ter afronding
David waardeert Jonatans liefde als ‘wonderlijker dan liefde van vrouwen’ (1:26 NBG). Dit heeft echt niets met homofilie of met homoseksualiteit te maken waarvan beide vrienden wel eens worden verdacht. Integendeel! Met zijn drievoudig ‘hij had hem lief als zichzelf’ toont Jonatan zich een modelgelovige. In zijn hele opstelling ten aanzien van David – en feitelijk zijn concurrent – maakt hij heel concreet JHWH’s opdracht in de thora waar. Die schrijft heel expliciet voor:
Heb je naaste lief als jezelf – Leviticus 19:18
Dit voorschrift vereist zeker niet dat men zichzelf moet wegcijferen en de ander meer moet liefhebben dan zichzelf. De zin vormt een onvolledige of ingekorte vergelijking. Deze kan worden begrepen als: ‘heb je naaste lief zoals (je) jezelf (liefhebt)’ of ‘heb je naaste lief (want hij is) zoals jijzelf’. Beiden (de naaste en jijzelf) komen daarmee hoe dan ook op dezelfde hoogte te staan. Jonatan verstaat de kunst die ander (David) op zijn eigen niveau te tillen. Als kroonprins verheft hij David tot kroonprins met een gelijkwaardigheid tot gevolg. David wordt dus ‘zo een als Jonatan’ die zelf een heel sterke persoonlijkheid is. ‘Werkelijke liefde betekent dat men de ander ziet zoals hij of zij is en men gelukkig of blij is in het bijzijn van die ander zoals hij of zij is, volledig los van eigen verwachtingen en verlangens’.[4]
Jonatans grootheid blijkt uit zijn goedheid. Hoe meer Saul David haat hoe meer Jonatan van hem houdt. De ‘vriendschap’ tussen David en Jonatan krijgt inhoud tegen de achtergrond van het handelen van vader Saul’.[5] Hij helpt hem in nood en hij riskeert zelfs zijn leven voor hem. Jonatan? Gewoonweg een subliem mooi mens!
Voetnoten
[1] P. Soupault, L’amitié, Parijs 1965.
[2] F.O. van Gennep, School voor koningen, Baarn 1976, 61.
[3] A.R. Hulst, ‘1 Samuël’ in: Commentaar op de Heilige Schrift, Amsterdam 1956, 275.
[4] J.P. Fokkelman, Narrative Art and Poetry in the Books of Samuel, Vol. II, The Crossing Fates, Assen 1986, 196.
[5] N. Falkenburg, ‘David en Jonatan’ in: B. Siertsema, Er was eens koning David voor altijd, Kampen 1999, 35.