7-Bijbelse figuren7.2-Ontdekken

7.2.1 Elisa wordt Elia’s dienaar

Ontdekken hoe de profeet Elia de landbouwer Elisa benadert om zijn dienaar te worden en hoe deze daarop reageert

Inleiding

19 Elia ging weg van de Horeb. Toen hij Elisa, de zoon van Safat, aantrof was deze aan het ploegen. Ze waren aan het werk met twaalf span ossen; Elisa liep achter het twaalfde span. Elia liep op hem af en gooide zijn mantel over hem heen. 20 Meteen liet Elisa zijn ossen in de steek en rende achter Elia aan. ‘Laat mij afscheid nemen van mijn vader en moeder,’ zei hij, ‘dan zal ik met u meegaan.’ ‘Doe wat je wilt,’ zei Elia. ‘Ik dwing je nergens toe.’ 21 Elisa ging terug, slachtte zijn ossen, braadde het vlees op het hout van hun juk en bood het zijn knechten aan. Daarna ging hij met Elia mee als zijn dienaar  – 1 Koningen 19:19-21.

Het is dan wel een verhaaltje van in het Hebreeuwse maar 61 woorden en drie heel korte scènes (19:19, 20 en 21) van gelijke lengte (resp. 22, 21 en 19 woorden) maar … wat een inhoud! De profeet Elia (‘ēlījāhū / ‘mijn God is JHWH’) gaat na zijn ongelooflijke emotionele ervaring met Israëls God op de berg Horeb linea recta naar het akkerland van Safat (is dit sjāfāt een rechter?) in Abel-Mechola (19:16) in de Jordaanvallei. Hij ziet er twaalf landarbeiders met elk een span ossen ploegen. De zoon van de grootlandeigenaar maakt met het twaalfde span de rij compleet. Voor deze Elisa (‘èlīsjā` / ‘God redt’) is de profeet gekomen want JHWH wil dat hij hem tot profeet zalft (19:16). De ‘twaalf’ span ossen verwijzen net zoals de twaalf stenen van Mozes, Aaron, Jozua en Elia telkens naar het aantal van Israëls stammen (Exodus 24:4; 28:21; Jozua 4:20; 1 Koningen 18:31). Als symbool lijken zij te anticiperen op Elisa’s inzet voor heel Israël.

Mantel

Elia kwijt zich van de opdracht van JHWH maar … op een eigen manier. Zalven doet hij hem immers niet en later wordt er in de boekrol Koningen niet over gerept. Hij doet het met een niet mis te verstane hint want in het voorbijgaan werpt hij zijn eigen mantel op Elisa of … alleen de slip ervan (Radak). Een geste die de suggestie wekt dat Elia hem daarmee tot opvolger uitnodigt. Of moet de lezer dit duiden als het leren van de thora onder Elia’s voogdijschap (Ralbaq)? Elisa lijkt te begrijpen dat deze mantel later de zijne zal worden (Abarnel). De bekleding van Eleazar met Aarons mantel lijkt zo’n idee te ondersteunen (Numeri 20:25-28). Later zal Elisa er net zoals zijn meester een symbolische handeling mee verrichten als hij de Jordaanrivier splitst om er doorheen te waden.

De ploeger blijkt de symboliek van die geste door te hebben. Hij laat zijn twee ossen achter en rent meteen achter de profeet aan maar verzoekt hem om eerst afscheid van zijn ouders te mogen nemen. ‘In de tijd van de bijbel een bijzonder zware en ingrijpende opgaaf’ (Jagersma 196). Elia vindt eigenlijk dat hij maar terug naar zijn ossen moet gaan want hij zegt (letterlijk in het Hebreeuws): ‘Ga! Keer terug!’ (19:20). Of bedoelt hij dat hij (naar zijn ouders) moet gaan, afscheid van hen nemen en dan naar hem terugkeren om hem te volgen? Daarvoor pleit het werpen van zijn mantel op hem (R. Nossom Sherman 195).

Afscheidsmaaltijd

Met ‘wat heb ik je eigenlijk aangedaan?’ lijkt echter plotseling de draagwijdte voor deze jongeman bij Elia door te dringen! Denkt hij op dat moment aan zijn eigen ervaringen? Aan al die tegenwerking en strijd die hem als profeet uiteindelijk in een enorme depressie hebben gestort? Met deze uitroep zou Elia hem willen duidelijk maken dat hij echt niet verplicht is om zijn ouderlijk huis te verlaten (Radak).

Elisa keert inderdaad terug maar niet om met zijn ‘span ossen’ verder te ploegen. Hij kopieert landbouwer Saul die zijn ‘span ossen’ van het leven berooft (1 Samuël 11:6). Elisa doet dat echter niet als dreigement) maar om het volk – de mensen van het dorp of zijn vaders personeel (?) – eten te geven. Elisa slacht de ossen niet om ze te offeren maar om als maaltijd voor te zetten (Cogan 455) en eigenaardig genoeg bereidt hij ze voor op zijn ploeghout. Om de voorbereiding van de maaltijd te versnellen (Radak)? Dit gebeuren anticipeert blijkbaar op andere momenten waarop Elisa mensen van eten voorziet (2 Koningen 4:41; 42-44; 6:23). Deze episoden wekken de indruk als metaforen te fungeren voor het doorgeven van de thora aan het volk.

Uit vrije wil

Het is hoe dan ook een afscheidsmaaltijd want daarna maakt hij zich gereed en gaat met de profeet mee om hem te dienen. Hieruit blijkt dat Elisa dit echt uit vrije wil doet. Zo neemt hij de plaats in van de knecht die Elia in Berseba had achtergelaten (19:3) maar dan in de capaciteit van diens dienaar en leerling. Uiteindelijk zal hij Elia ‘vader’ (2 Koningen 2) d.w.z. zijn leraar (Tenachon 86) noemen.

Het verhaal is de eenvoud zelf maar wat een diepgang! Wat een knipogen geeft de verteller aan zijn lezers. Elisa breekt volledig met zijn verleden zoals de schaapherder David die zijn vaders kudde achterlaat om Saul te dienen. Hij doet het om Elia’s dienaar te worden zoals Jozua dat van Mozes werd (o.a. Numeri 11:28) en hij verbrandt al zijn bruggen achter zich. Elia’s leerling en dienaar worden vindt hij belangrijker dat zijn toekomstige rijkdom (Ralbaq). Uiteindelijk zal hij Elia’s gezaghebbende mantel dragen zoals Eleazar die van Aäron. Blijkbaar wordt hij Elia’s dienaar zodat hij dagelijks kan zien hoe de profeet leeft en als ijveraar voor JHWH functioneert.

Ter afronding

Uiteindelijk verraden al deze knipogen aan de lezer dat in de figuur Elisa – die Israël later als de profeet én als ‘de man van God’ eert – groten zoals Saul, David, Mozes, Aäron en Jozua convergeren. Hij zette het werk van zijn meester Elia voort en vervolledigde het. Elia bracht de Baälgodsdienst een geweldige klap toe waardoor een deel van het volk tot Israëls God terugkeerde (1 Koningen 19). Daarnaast was hij een niet-Israëlitische (!) weduwe tot zegen (1 Koningen 17). Elisa ploegde Israël om tot een messiaanse gemeenschap en rukte met behulp van Jehu de Baalgodsdienst als onkruid uit (2 Koningen 10). In die gemeenschap kon iedereen bij hem het echte geluk ervaren en zich bewust zijn dat er een God in Israël was. Zelfs een vooraanstaande Syrische aartsvijand (!) als Naäman mocht dat ondervinden! Elia’s en Elisa’s verhalen leren dat mensen die op de een of andere manier de weg naar JHWH zoeken en of vinden niet als vreemden uit elkaar moeten worden gehouden maar juist met elkaar in contact kunnen komen.

Literatuur

Cogan, M., 1 Kings, New York 2006

Jagersma, H., 1 Koningen 12-22, Verklaring van de Hebreeuwse Bijbel, Kampen 2006

Scherman, N., The Prophets, Kings, New York 2006

Withlau, E. (red.) e.a., Tenachon, De Profeten 6, 2 Koningen, Hilversum 1987