2-Leesvaardigheden2.2-Ontdekken

2.2.4 Drie keer rood en drie prostituees

Ontdekken hoe er van een relatie tussen teksten sprake kan zijn maar dat hun tekstverband hoe dan ook moet worden gerespecteerd.

Inleiding

Na een dag faculteit nam ik de trein richting Antwerpen waarbij ik bij station Brussel-Noord – net zoals andere reizigers – de aaneenschakeling van rood verlichte huizen in de aangrenzende straat wel moest opmerken. Zij markeren de ramen waar prostituees haar diensten aanbieden. Zij genieten van oudsher een bedenkelijke reputatie met de rode kleur als herkenningsteken. Zo ook in drie bijbelverhalen waarin prostituees en scharlakenrood voorkomen. Wij kijken in deze bijdrage naar de oudtestamentische Tamar en Rahab en Vrouwe Babylon in het boek Openbaring.

Na wit en zwart blijkt in zowat alle culturen rood als hoofdkleur te komen.[1] In het dagelijkse leven echter fungeert het ene rood niet altijd als het andere rood. Rode verkeerslichten, rode kaarten en rode cijfers, maar ook rode kersen, rood hartje en het Rode Kruis. Rood als bloed, het Rode Plein en rode wangen zijn echter niet eenduidig. In de Bijbel komen ook rode kleuren voor en veelal bij opsommingen van stoffen, kledingstukken, kostbare stenen, … Vraag is welke betekenis rood geldt bij genoemde drie vrouwen?

Nepprostituee

Bij Tamars bevalling van een tweeling bindt de vroedvrouw een scharlakenrode draad aan het naar buiten gestoken handje van de baby die als eerste lijkt te worden geboren. Zijn achterliggende broertje verdringt hem zodat de vermeende tweede als eerstgeborene ter wereld komt.

27 Toen de tijd van de bevalling was gekomen, bracht ze een tweeling ter wereld. 28 Tijdens de bevalling stak een van de twee zijn hand naar buiten. De vroedvrouw bond een rode draad om zijn hand ten teken dat hij zich het eerst had laten zien. 29 Maar hij trok zijn hand weer terug, en daar kwam zijn broer te voorschijn. ‘Wat een baanbreker ben jij!’ zei ze. Hij kreeg de naam Peres.[2] 30 Daarna kwam zijn broer, met om zijn hand de rode draad. Hij werd Zerach[3] genoemd – Genesis 38:27-30

Is met het louter vermelden van die draad alles gezegd of wordt zijn functie bepaald door wat eraan voorafgaat (Genesis 38:1-26)? Deze weduwe Tamar was immers niet zwanger van een van haar twee opeenvolgende gestorven echtgenoten, de broers Er en Onan. Ook hun jongere broer Sela is niet de vader van haar tweeling Peres en Zerach. Haar schoonvader Juda had zijn jongste immers niet aan haar uitgehuwelijkt. Nota bene Juda zelf blijkt de vader te zijn! Hij had de fout gemaakt Tamar voor een hoer te houden.

Vroeger had Juda zijn clan verlaten en zich in de stad Adullam gevestigd waar hij een Kanaänitische vrouw trouwt. Dat was strijdig met het principe van zijn overgrootvader Abraham en zijn grootvader Isaak. Juda treedt dus in het voetspoor van zijn oom Esau met de bijnaam Edom (rood) die er ook geen moeite mee had meisjes van het land te huwen. Juda’s vrouw Sua krijgt achtereenvolgend drie jongens. Zijn oudste zoon Er bestemt hij voor Tamar die waarschijnlijk ook een Kanaänitische is. JHWH echter taxeert haar man ER als slecht en laat hem sterven. De weduwe blijft kinderloos achter waarop Juda zijn tweede zoon Onan tot het zwagerhuwelijk dwingt om bij haar nakomelingschap te verwekken voor Er. Onan verhindert dit systematisch zodat JHWH dit als bijzonder fout kwalificeert en ook hem laat overlijden. Zo wordt Tamar nog eens weduwe en blijft zij opnieuw kinderloos achter. Juda wil vermijden dat ook zijn derde zoon Sela zal sterven en stuurt haar weg naar haar ouderlijk huis onder het mom van dat hij nog te jong is. Zo legt hij indirect de schuld bij Tamar en overtreedt hij een belangrijk (later gestipuleerd thora-)voorschrift.

7 Maar als de man weigert met zijn schoonzuster te trouwen, dan moet zij naar de stadsoudsten in de poort gaan en zeggen: ‘Mijn zwager wil geen nageslacht voor zijn broer verwekken. Hij weigert zijn zwagerplicht tegenover mij te vervullen.’ 8 Dan moeten de stadsoudsten hem erop aanspreken. Als hij blijft bij zijn weigering om met zijn schoonzuster te trouwen, 9 moet zij ten overstaan van de oudsten op hem afgaan, hem zijn sandaal uittrekken en hem in zijn gezicht spugen, waarbij ze hem toevoegt: ‘Zo vergaat het de man die zijn broer nageslacht onthoudt.’ 10 En bij de Israëlieten zal zijn familie bekendstaan als de familie Zonder Schoen – Deuteronomium 25:7-10

‘Na vele dagen’ – een woordgroep die in de negen boekrollen van Genesis tot en met Koningen (die samen de Enneateuch vormen) meestal vele jaren veronderstelt – wordt Juda zelf ook weduwnaar. Hij lijkt Tamar onnoemelijk lang op zijn derde zoon te laten wachten waarop zij – ontdaan van haar weduwekleed en vermomd met een sluier – hem opwacht in de stadspoort aan de weg van Timna. Daar was hij immers zijn schapen gaan laten scheren. Als hij haar ziet maar niet herkent maakt hij avances. Zij spreken een later te betalen prijs af (een geitenbokje) en op haar vraag naar een onderpand geeft hij haar er een (zijn zegelring, snoeren en staf). Als Juda later iemand met het geitenbokje stuurt blijkt zij spoorloos.

Drie maanden later hoort Juda dat zijn schoondochter – die haar weduwekleed weer draagt – van hoererij wordt beschuldigd omdat zij zwanger is. Als pater familias beveelt hij haar buiten (de stad) te brengen en haar te verbranden. Wanneer Tamar naar buiten wordt geleid stuurt zij het onderpand naar Juda. Deze herkent het en ruiterlijk verklaart hij dat zij – in tegenstelling tot hemzelf – een rechtvaardige is (38:26).

26 Juda herkende ze en zei: ‘Zij is onschuldig maar ik niet, want ik heb haar niet aan mijn zoon Sela gegeven’ – Genesis 38:26

In het Hebreeuws heet dit letterlijk: ‘zij is rechtvaardiger dan ik’. Hij geeft dus inderdaad toe dat hij haar de intussen volwassen Sela tot echtgenoot had moeten geven.

De lezer die aan het slot haar bevalling verneemt, kan de scharlakenrode draad als een terugwerkend symbool opvatten voor de respectievelijke omslag van (a) Juda’s dubbel onrecht (geweigerd zwagerhuwelijk, onrechtvaardig verdict) naar Tamars dubbel recht (derde broer, onderpand) en (b) van een nepprostituee naar een eerbare vrouw en (c) van een (tweevoudige) dood (Er en Onan) naar een (tweevoudig) leven (Peres en Zerach).

Echte prostituee

Het tweede verhaal waarin scharlakenrood een essentiële rol speelt is dat van de Kanaänitische prostituee Rahab (Jozua 2). De draad die zij aan haar venster bindt heeft cruciale gevolgen voor haar en haar familie.

Na Mozes’ dood beveelt JHWH zijn opvolger Jozua om met Israël het land Kanaän in te nemen (Jozua 1). Drie keer (1:6,7,9) maant hij hem aan sterk en moedig te zijn (NBG) of vastberaden en standvastig (NBV). Jozua instrueert daarop het volk om die operatie voor te bereiden en sommeert de stammen Ruben en Gad en de halve stam Manasse eraan deel te nemen. Drie keer refereert hij daarbij aan Mozes en zij doen dat twee keer bij hun toezegging. Tevens spreken zij hem met genoemd woordpaar van JHWH moed in. Fungeert dit viervoudige ‘sterk en moedig’ misschien als een hint naar enige besluiteloosheid en wankelbaarheid van Jozua? Dat hij eerst twee spionnen uitstuurt lijkt daar inderdaad voor te pleiten. Hij start de operatie pas na hun verslag dat een absoluut succes garandeert.

24 Ze zeiden hem: ‘JHWH heeft ons het hele land in handen gegeven, de inwoners zijn doodsbang voor ons’ – Jozua 2:24

Wil de verteller een link leggen tussen Jozua en Mozes die zijn aanstelling door JHWH slechts schoorvoetend aanvaardde (Exodus 4)?

De manier waarop de verteller de hoer Rahab in wier huis de twee spionnen de nacht doorbrengen presenteert, contrasteert met Israëls leider Jozua. De vastberaden manier waarop zij de mannen van de koning afscheept maakt indruk. Zeer alert spoort zij hen aan buiten de stad jacht te maken op de spionnen terwijl zij de twee mannen adequaat op haar dak onder haar vlasstengels weet te verbergen. Haar toespraak tot beide Israëlieten imponeert want zij blijkt ‘weet’ te hebben van wat JHWH voor Israël heeft gedaan:

9 ‘Ik weet,’ zei ze tegen hen, ‘dat JHWH dit land aan jullie heeft gegeven. Wij zijn door angst overmand. Alle inwoners van dit land zijn doodsbang voor jullie – Jozua 2:9

Naar haar zeggen omdat zij en de bevolking over JHWH’s Rietzee-actie en Israëls prestatie tegen de Amorieten hebben gehoord. Op grond daarvan belijdt zij dat hun God macht heeft in de hemel en op de aarde.

Aan haar woordenvloed komt echter geen einde want vastberaden dringt zij er op aan bij JHWH te zweren om haar én haar familie bij de inname van de stad in leven te laten. Zo’n weldaad hunnerzijds ziet zij als een terechte respons op haar weldaad jegens hen. Verder dwingt zij krachtdadig een betrouwbaar teken van hen af. Dit maakt zo’n indruk dat zij haar beloven met hun eigen leven borg te staan als zij hun actie geheimhoudt. Hierna laat zij hen met een (van haar vlasstengels gemaakt?) touw door het raam van haar huis op de stadsmuur naar beneden. Tegelijk adviseert zij om niet naar de rivier maar naar de bergen te vluchten en daar te blijven totdat de achtervolgers hun zoektocht staken. De twee zeggen haar een koord – in het Hebreeuws een gelijkluidend woord met hoop als betekenis (!) – van scharlakenrode draad aan haar raam te binden. Zij hebben het over ‘dit’ koord. Waar het vandaan komt staat er niet bij. Het speelt hoe dan ook een cruciale rol. Voor de stadsbevolking is het rode koord aan het raam van een prostituee normaal, voor de invallende troepen een herkenningsteken ten leven.

Later beveelt Jozua inderdaad om Rahab en haar familie in leven te laten en hen buitenshuis te leiden. De verteller accentueert dit ‘naar buiten leiden’, ‘de hoer’ en de reden voor Jozua’s beslissing: zij had zijn spionnen verborgen!

22 Maar Jozua zei tegen de twee mannen die het gebied hadden verkend: ‘Ga naar het huis van die hoer en breng haar met haar hele familie naar buiten, zoals jullie haar hebben gezworen.’ …  25 Maar de hoer Rachab werd door Jozua gespaard, samen met iedereen die tot haar familie behoorde. Hun nakomelingen wonen tot op de dag van vandaag onder de Israëlieten, want Rachab had de mannen die in opdracht van Jozua Jericho moesten verkennen een schuilplaats gegeven – Jozua 6:22-25

Zo brengt de verteller Jozua en Rahab samen in één zin: Israëls leider moest worden aangespoord om ‘sterk en moedig’ te zijn, de Kanaänitische prostituee ging hem in dat opzicht voor! Haar (profetische) gedrag en woorden harmoniëren met die van zijn voorganger Mozes. De roem die Jozua in het hele land verwerft lijkt hij dus te danken aan een Kanaänitische prostituee. Te midden van de chaos bij de inname en de verbranding van de stad speelt het scharlakenrode koord als betrouwbaar teken een cruciale rol tussen dood en leven! Rahab en de haren worden in Israël opgenomen!

Megaprostituee

In Openbaring staat een (apocalyptisch) verhaal waarin scharlakenrood een belangrijke rol speelt. Het situeert zich in het kader van straf en oordeel over de volken van de wereld (Openbaring 15:1-16:17) en over ‘de prostituee’ Babylon (16:18-19:10). Het laatste oordeel (19:1-21:4) en de ‘komst van de bruid Jeruzalem’ (21:5-22:5) volgen.

Een onvergelijkbaar grote aardbeving treft de grote stad, het grote Babylon (16:18-19) die de ziener Johannes krijgt ingezoomd (17:1). Een eerste engel toont en verklaart dit oordeel over de grote hoer / het grote Babylon (17:1-18). Een tweede kondigt de executie aan van de grote stad Babylon (18:1-18) en een hemelse stem maant Gods volk haar te verlaten. Zij wordt immers met vuur verbrand (8,9,18 [3x]). Een derde engel meldt haar totale verdwijning (21-24). Uiteindelijk bejubelt de enorme luide stem van een grote hemelse menigte haar ondergang en Gods majesteitelijke verhoging (19:1-10).

Deze voorstelling van zaken spreekt tot de verbeelding vanwege de vele metaforen voor de stad, de bijhorende attributen en de figuren: een (purperen en scharlakenrode) vrouw / hoer, een (scharlakenrood) beest met koppen, horens, godslasterlijke namen, vele wateren, een beker met gruwelen, een naam op het voorhoofd en hoererende koningen. Bijvoeglijke naamwoorden, bijwoorden, superlatieven en opsommingen accentueren het buitengewone, het uitzonderlijke en de extremen van de scènes. Hun schrikwekkende effect mist zijn impact niet op de lezer.

De twee hoofdrolspelers in hoofdstuk 17 zijn de hoer (3x) en de vrouw (6x) – alias moeder van alle hoeren (1x) – en het beest (9x). Met behulp van allerlei puzzelstukjes kriskras door elkaar vormt de lezer zich een compleet beeld.

Een van de zeven engelen met de offerschalen kwam op me af en zei: ‘Ik wil je laten zien hoe de grote hoer die aan talrijke waterstromen zit, veroordeeld wordt. 2 De koningen op aarde hebben ontucht met haar gepleegd, en de mensen die op aarde leven hebben zich bedronken aan de wijn van haar ontucht.’ 3 Ik raakte in vervoering, en hij nam mij mee naar de woestijn. Ik zag een vrouw zitten op een scharlakenrood beest vol godslasterlijke namen, met zeven koppen en tien horens. 4 Ze droeg purperen en scharlakenrode kleren en gouden sieraden, edelstenen en parels. In haar hand had ze een gouden beker vol gruwelijkheden, al haar liederlijke wandaden, 5 en op haar voorhoofd stond een naam met een geheime betekenis: ‘Het grote Babylon, moeder van alle hoeren en van alle gruwelijkheden ter wereld’. 6 Ik zag dat de vrouw dronken was van het bloed van de heiligen en het bloed van hen die van Jezus hadden getuigd. Ik was ontzet toen ik haar zag. 7 Toen zei de engel: ‘Waarom ben je zo ontzet? Ik zal je de betekenis onthullen van die vrouw en het beest waarop ze zit, met zijn zeven koppen en tien horens. 8 Het beest dat je zag, was, en is niet; het stijgt binnenkort op uit de onderaardse diepte en zal vernietigd worden. Alle mensen die op aarde leven van wie de naam niet vanaf het begin van de wereld in het boek van het leven staat, zullen verbaasd zijn bij het zien van het beest, omdat het was, niet is, en toch weer zal zijn’ – Openbaring 17:1-8

Eerst krijgt hij zicht op de grote hoer (17:1) – een dronken (6) in purper en scharlakenrood geklede vrouw (4) – met een naam die een geheime betekenis heeft: ‘het grote Babylon’ (5). Zij zit zowel op vele wateren als op een scharlakenrood beest vol met godslasterlijke namen en zeven koppen en tien horens. Tevens lijkt het ongrijpbaar: ‘het was en het is niet en toch zal het zijn’ (8 [2x],11).

De activiteiten van en de hints over beide hoofdrolspelers brengen perspectief in de puzzel. Zij doet (uiteraard) aan hoererij en voert koningen en mensen dronken met haar wijn (17:2) uit een gouden beker vol onreinheden en gruwelen. Zelf is zij ook dronken maar dan van het bloed van de heiligen en Jezus’ getuigen (6). Terwijl deze vrouw als grote stad over alle koningen heerst (18) zit zij op zeven bergen (9) én op natiën, menigten, volken en talen (15). De verbondenheid tussen hoer en beest blijkt uit hun gemeenschappelijke scharlakenrode kleur maar zij is het die het beest berijdt en het scenario bepaalt. Engelen en een hemelstem focussen helemaal op haar, de grote stad! Haar weelderige kleding (met o.a. 2x scharlakenrood) en kostbaarheden krijgen nadruk en haar definitieve einde wordt beklonken (‘gevallen, gevallen’ – 18:2) met een driedubbel ‘wee’ (10,16,19) en een totale verbranding (8,9,18).

De hoofdreden voor deze executie is duidelijk: hoererij! Deze beeldspraak staat voor hemelhoge zonden en ongerechtigheid (18:4,5), arrogantie, hybris en zelfgenoegzaamheid (8), toverij (23) en het bloed van de profeten, heiligen en andere martelaren (24). Terecht komt de genadeslag door God die niet op een rood beest zit maar op een troon en de overwinning aan het lam op een wit paard[4] die zich met een blinkend en smetteloos geklede bruid (Gods volk) verbindt (19:7,8). Rood en wit tegenover elkaar zoals het grote kwaad versus het sublieme goed.

Drie prostituees, drie keer rood …

… drie niet-Israëlitische vrouwen in deze steden (Timna-Jericho-Babylon) en drie verhalen waarin sprake is van geheimhouding, naar buiten gaan, gevaar, verdict, verbranding, (merk)teken en opname in de gemeenschap (Juda’s clan, Israëls en Gods volk). Opmerkelijke contrasten overheersen: slecht-goed, hoer-bruid, heidenen-gelovigen, onreinheid-smetteloos, zondig-rechtvaardig, beest-lam, dood-leven en … rood-wit. Mogelijk voelen concrete denkers er zich wel bij vanwege het eenvoudige model met twee typen van mensen tegenover elkaar: hoer-Babylon-beest tegenover bruid-Jeruzalem-lam. Zijn sterk communicatief didactische kracht genereert een ongenuanceerde impact. Voor wie zo’n model bevalt kan onterecht concluderen dat hoeren slecht, heidens, onrein en zondig zijn. Daarmee riskeren zij zich aanmatigend en zelfgenoegzaam op te stellen. Terecht gaat Caroline Vander Stichele daar faliekant tegenin: “De simpele tweedeling van de werkelijkheid plaatst de lezer(es) weliswaar voor duidelijke keuzes, maar doet geen recht aan de complexiteit van het leven waar de zaken meestal niet zo eenvoudig liggen”.[5]

Ter afronding

Gelukkig verplichten Rahab en Tamar de lezer dit nefast denkmodel grondig te corrigeren. De echte prostituee Rahab komt niet alleen op voor haar overtuiging, zij riskeert zelfs haar leven voor dat van anderen (spionnen, familie en – zo blijkt uit Jozua 6:23 – ‘allen die haar toebehoorden’). Tamars verhaal leert dat schijn bedriegt en dat het vragen naar onderliggende motieven onontbeerlijk is. Terwijl alles tegen deze nepprostituee pleit noemt de schuldige Juda haar een rechtvaardige vrouw. De beide verhalen over Tamar en Rachab demonstreren met verve dat het stigmatiseren, demoniseren en afschrijven van prostituees absoluut not done is! Lezers die de thoraprincipes willen gerespecteerd zien (zoals Tamar), die het thorageloof belijden (zoals Rahab) en die zich volgelingen noemen van het Gods Woord  (de getrouwe en waarachtige ruiter – Openbaring 19:11-13) zullen zich – de lijfspreuk ‘gaat uit van haar …’ indachtig – verwijderen van alle destructieve denkmodellen waarvoor de megaprostituee o.a. symbool staat.[6]

Deze drie verhalen getuigen van een onmiskenbare relatie tussen teksten en hebben het fenomeen prostituee als centraal gegeven waarbij het woord scharlakenrood op verschillende manieren tegelijk kan worden geduid. Aan de lezer om telkens rekening te houden met de diverse tekstverbanden. Zij bepalen de betekenis(sen). In deze verhalen gaat het dus om scharlakenrood tussen leven en dood.

Voetnoten

[1] H. Van den Eynde, ‘Na wit en zwart komt altijd rood’ De Standaard 17.04.2012

[2] In het Hebreeuws is er een woordspel tussen het werkwoord parats, ‘(zich een) baan breken’ en de naam Peres

[3] Zerach kan met ‘morgenrood’ worden vertaald

[4] De ruiter op het witte paard geldt in contemporaine Joodse teksten als personificatie van Gods Woord. A-J. Levine & M. Zvi Brettler, The Jewish Annoted New Testament, New York 2010, 493

[5] C. Vander Stichele, ‘Horror voor een hoer’, Interpretatie (april 1999), 5

[6] J. Doukhan denkt o.a. aan vooroordelen, antisemitisme, gevestigde meningen en vastgeroeste tradities, … Le cri du ciel. Etude prophétique sur le livre de l’Apocalypse, Dammarie-les-Lys 1996, 230