5-Bijbel vertalingen5.3-Verdiepen

5.3.1 Taal en Bijbel 1

Zich verdiepen in aspecten die met taal en bijbelvertalingen te maken hebben.

Inleiding

Lezers, die een bijbel voor het eerst ter hand nemen of er zelfs al heel lang mee vertrouwd zijn, staan er niet altijd bij stil welke invloed taal in het algemeen, de eigen leesvaardigheid en de vertaling waarin zij die Bijbel lezen van invloed zijn op het begrijpen ervan. Ook beseffen sommigen niet wat voor zegen het is om enerzijds die oeroude teksten in vertaling te kunnen lezen, maar anderzijds ook om er zich niet volledig aan over te geven. Alle bijbelvertalingen vertonen uiteraard tekortkomingen, maar die kunnen worden ingeperkt om bij het bijbellezen toch profijt te hebben. Eigenlijk komt er bij het lezen en begrijpen van (bijbel)teksten heel wat kijken. Wie in de Bijbel leest, denkt er ook niet altijd aan dat hij of zij eigenlijk terechtkomt in een heuse bibliotheek van bijbelboeken. Tenslotte is het niet alleen belangrijk te ontdekken wat er in de teksten staat, maar ook oog te krijgen voor wat er … niet staat.

Over taal en vertalen

  1. Definitie van taal

Taal is – zo leren woordenboeken – het vermogen om tekens en regels te combineren tot betekenisvolle elementen – zoals woorden en zinnen – en deze dan te gebruiken om gedachten ordelijk te formuleren of te communiceren. Concreet gebeurt dit door een spreker of een schrijver en door een ontvanger die hoort of leest. Wat er zou gebeuren als lezers niet (meer) in staat zouden zijn om hun gevoelens en gedachten uit te drukken, noch die van anderen te kunnen vatten. Wie niet begrijpt of niet begrepen wordt, komt automatisch in een isolement terecht. Taal fungeert dus als het communicatie-instrument bij uitstek. Een taal die de ander niet verstaat, blokkeert elke communicatie en het is er bijbelschrijvers uiteraard juist alles aan gelegen om te worden verstaan en de reacties van hun lezers uit te lokken.

  1. Van talen naar vertalen

Een verouderde vorm van spreken is ‘talen’. Men kan talen om bijvoorbeeld het woord te voeren of iets te verkrijgen. Men kan ook talen naar of navraag doen of belangstelling tonen voor iets of iemand. Begin 2008 stond dit in onbruik geraakt werkwoord in een gedicht van de pen van toenmalig ds. (maar nu dr.) Wim Altink in het bescheiden tijdschrift Contact. Het las als volgt:

Pianospelen en een muziekpartituur zijn voor velen als Chinees. Gelukkig zijn er die beide beheersen en het voor anderen kunnen omzetten. De joods-christelijke heilige schriften zijn, zoals algemeen bekend, in de Hebreeuwse, Aramese en Griekse brontalen geschreven. Dankzij talloze vertalingen kunnen hun teksten worden gelezen. Zelfs vakmensen zoals theologen, exegeten en bijbelwetenschappers grijpen bij het gewone bijbellezen ook – en dat meer dan eens – naar een vertaling in hun moedertaal of in een andere door hen gekende taal.

Vertalen of ver-talen betekent letterlijk het overbrengen van de ene taal in een andere taal. Het voorvoegsel ‘ver’ bij vertalen signaleert dat er sprake is van een verplaatsing, een herschikking of een verandering. In het geval van de Bijbel gaat het dan over het overbrengen van die drie bronteksttalen naar doeltalen als Nederlands, Engels, Frans enz. Nu kent zowat iedereen het Italiaanse spreekwoord: traduttore traditore of … vertaler, verrader. Of nog anders gezegd: vertalen komt neer op verraden.

Dat vertalen in verraden uitmondt, is natuurlijk een sterke overdrijving. Het neemt echter niet weg dat de ontvangende taal de gevende taal niet voor de volle 100% kán weergeven. Umberto Eco schreef daarover een schitterend boek Dire quasi la stessa cosa dat in het Frans de titel Dire presque la même chose[1] meekreeg ofin het Nederlands – Bijna hetzelfde zeggen. Hij geeft daarin voorbeelden van vertaalproblemen, die hijzelf als redactor, als vertaler én als schrijver ondervond. Eco leert zijn lezers dat een nauwkeurige vertaling niet gelijk is aan een woord-voor-woord, maar een wereld-voor-wereld weergave. Woorden openen een wereld en de vertaler moet dezelfde wereld openen, die de schrijver voor zijn lezers heeft geopend. Zij het dan met andere woorden. Vertalers zijn – volgens Eco – geen wikkers of wegers van woorden, maar van … zielen. Bij dit laatste gaat het dan om gedachten of gevoelens. Bij die overgang van de ene naar die andere wereld draait alles om het onderhandelen van de vertaler met de tekst. Moet hij een woord loslaten, dan weet een goed vertaler met de eisen van de wereld, waaruit hij opstijgt zo getrouw mogelijk uit te monden in de wereld, waarin hij moet neerstrijken. Niet naar de letter, maar naar de geest. Alles zit hem dus in Eco’s titel in dat ene woordje bijna: bijna hetzelfde zeggen. Een goed verstaander heeft echter genoeg aan dit niet-volledig-dekkende woord. Wijlen Ben Hemelsoet – nieuwtestamenticus en groot exegeet, die een hele generatie katholieke theologiestudenten heeft beïnvloed[2]– schreef iets meer dan een halve eeuw geleden terecht dat “Bijbel vertalen niet zo onschuldig is als het eruitziet.”[3]

  1. De zegen van bijbelvertalingen

Bijbelschrijvers spanden zich in om hun boodschap met passende woorden aan hun lezers te communiceren. In hun voetspoor probeerden bijbelvertalers door de eeuwen heen – en dat proberen zij ook nu nog – passende bewoordingen te vinden om die bijbelschrijvers te helpen hun doel te bereiken. Bijbelvertalingen zijn dus vervoermiddelen, die de brontekst willen doen overkomen. Of zoals Jan de Waard en Eugene Nida in hun boek From One language to Another – of in het Nederlands Van de ene taal naar de andere – stellen: “Vertalen, is communiceren”. Dit houdt in dat als de vertaler eenmaal de betekenis van de brontekst heeft begrepen, dat hij deze verstaanbaar in de doeltaal moet weer geven.[4] Bijbelvertalers hebben dan ook de opdracht een geografische, temporele, culturele en talige kloof te overbruggen. Dat is de kloof, die er ligt tussen de wereld van de Bijbel en (bijvoorbeeld) onze westerse postmoderne wereld. Een kloof die symbolisch te vergelijken is met de Grand Canyon.

Het is de verdienste van bijbelgenootschappen wereldwijd en ten onzent van het al meer dan 200 jaar bestaande Nederlands Bijbelgenootschap – dat nu Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap heet – teksten uit de bijbelse wereld tot op onze stoep hebben gebracht. In die wereld golden andere zeden, gewoonten en andere denkbeelden over mens, god en de wereld. In de afgelopen jaren heeft het laatstgenoemde een Bijbel in de Gewone Taal aan de man gebracht. De vertalers hebben het originele verhaal van de Bijbel helder en krachtig dichtbij gebracht. Op die manier kan er bij geïnteresseerde lezers een identificatieproces op gang komen. Het kan hen in staat stellen om datgene uit de teksten te filteren, wat zij nog relevant of toepasbaar achten.

Decennialang leveren de United Bible Societies technische hulpmiddelen en handboeken om hun vertalers[5] te helpen wetenschappelijk verantwoord en kwaliteitsvol te vertalen aan de hand van concrete criteria. Zo houden zij rekening met recente resultaten binnen de wetenschappen op het vlak van taal, letterkunde, archeologie, geschiedenis, (vergelijkende) godsdienstwetenschappen, enz. Zij gebruiken verantwoorde vertaalmethoden tijdens het hele vertaalproces. Ook kunnen zij brontaal- en doeltaalkenners en externe specialisten als raadgevers inschakelen. Tevens opereren zij met diverse werkgroepen in teamverband en doen dat over de grenzen heen van kerkgenootschappen en geloofsovertuigingen.

Het uiteindelijke doel van al die vertaalwerkzaamheden zorgt ervoor dat de zeggingskracht van de bijbelteksten tot hun recht komen, zodat lezers – ná te hebben gelezen – begrijpen wat er staat. Dát is doorslaggevend. Niet meer, niet minder. Dáár moet het echter bij stoppen. Via een bijbelvertaling een of andere theologie, dogmatiek of geloofsovertuiging zijn gelijk doen halen, is werkelijk not done. In het verleden is meer dan eens bewezen dat zij de Bijbel in haar communicatie beperkten of lezers de verkeerde kant opstuurden. Of de taal van de Bijbel wel of niet tot geloven aanzet, is eigenlijk van een andere orde. Lezers zijn mondig genoeg om zelf uit te maken wat zij met de Bijbel aan willen. Zij hebben echt geen nood aan leerstellige schoonmoeders.

  1. Het tekort van bijbelvertalingen

Nogmaals, Umberto Eco heeft het over bijna hetzelfde. Dat is nu eenmaal het lot van lezers, die eender welke tekst in vertaling lezen. Elke vertaling – hoe voortreffelijk ook – vertegenwoordigt een tekort. Dat neemt echter niet weg dat er kwalitatief zeer hoogstaande bijbelvertalingen voorhanden zijn. De uitgave Het Boek hoort daar absoluut niet bij. Dit is immers geen vertaling van de Bijbel maar een parafrase, een omschrijving met eigen woorden. Die ‘vertaling’ gaat gepaard met de inlegkunde van één man, die zó graag zijn eigen duiding aan de lezers wilde meegeven.

Wekelijks vertalen faculteitsdocenten met hun studenten Hebreeuwse en Griekse teksten waarbij sommigen hun resultaten met meerdere bijbelvertalingen vergelijken. Studenten constateren dan telkens dat sommige verzen schitterend worden vertolkt en andere iets minder goed uit de verf komen. Dat gebeurt echter nooit uno sono, nooit eenstemmig.

Voortreffelijke bijbelvertalingen overbruggen de aftand tussen de postmoderne wereld en de oude wereld – de Grand Canyon – niet volledig. Bijbellezers hebben aan één touw, één vertaalde Bijbel, lang niet genoeg. Liever twee, nee drie touwen of beter nog een hangbrug vergemakkelijken het oversteken. Er bestaat immers de noodzaak om gebruik te maken van studiebijbels (zoals bijvoorbeeld de NBV Studiebijbel), omdat de gebruikte Bijbeltaal betekenissen bevat die het gewone lezen overstijgen.

Over lezen en begrijpen

  1. Definitie van lezen

Wat doen wij als wij lezen? De Amerikaans literair hoogleraar aan diverse hoogstaande universiteiten, Stanley Fish[6] antwoordt daarop dat wij als lezers geen betekenis aan een tekst[7] onttrekken, maar … betekenis samenstellen via een strategie, waaraan wij zelf medewerking verlenen. Bij het lezen van de eerste zin van een groter geheel moeten wij verschillende denkoperaties uitvoeren en daaruit een keuze maken. Wij lopen vooruit op een woord, een begrip of een idee. Al lezende ontdekken wij dan of wat wij verwachten wel of niet gebeurt. Wij moeten ons dus telkens opnieuw oriënteren en soms teruggrijpen naar wat wij eerder hebben gelezen. Terwijl wij ons als lezers in de tekst voortbewegen, worden wij in ons denken tot reageren aangezet. Onze respons op het vijfde woord van een zin is het resultaat van onze eerdere reacties (nl. op het eerste, tweede, derde en vierde woord). Terwijl wij verder lezen, worden ons – op grond van alle vorige momenten – dingen duidelijk, die dit eerst niet waren. Zij dwingen ons ertoe om onze vorige denkbeelden bij te stellen. De tekst geeft ons immers eerst en dan neemt hij weer terug. Deze betekenis in ons denken heeft dus slechts een tijdelijk karakter, omdat deze bij het verder lezen opnieuw verschuift.[8]

Lezen vereist dus een samenwerking tussen onze leesvaardigheid en de vaardigheid, die de tekst van ons verwacht. Te denken valt aan woordenschatontwikkeling, taalbeheersing, leesbeleving en begrijpende leesstrategieën. Zij helpen ons als lezers om de gaten in het verhaal te overbruggen. Tijdens het lezen doen wij voorspellingen over de komende inhoud. Bij het verder lezen wordt ons begrijpen correcter. Wij zijn dus “geen passieve ontvangers maar actieve deelnemers, die het proberen te verstaan”.[9] Oudtestamenticus Eep Talstra merkt op dat elke lezer uiteraard zijn eigen verstaanshorizon meebrengt en daarom ook anders leest.[10] Bijgevolg ervaart of begrijpt tijdens het leesproces geen enkele lezer hetzelfde in absolute zin. Onze persoonlijkheid, onze intenties en onze ideologie zijn factoren, die het resultaat meehelpen bepalen.

  1. Tekst is de coach

Bijbelteksten of andere heilige teksten vereisen dezelfde leesvaardigheid van lezers als seculiere teksten. Niet de lezers bepalen de leesgang maar de tekst. Lezers ondergaan het verloop van de tekst niet passief maar al meewerkend. Zij volgen, luisteren, observeren, denken na, selecteren, lopen vooruit, koppelen terug, ijken en herijken. Jean-Louis Ska, oudtestamenticus aan het Pauselijk Bijbelinstituut in Rome, illustreert dit met het volgende beeld. “De actieve deelname van de lezer is een wezenlijk deel van de leesdaad. Een tekst is als een muziekpartituur. De muziek blijft dood, tenzij iemand speelt of zingt wat er in de partituur geschreven staat. Een bijbeltekst blijft dood tenzij de lezer interpreteert”.[11]

Terwijl wij als lezers ‘door de tekst heen worden getrokken’, komen wij plaatsen tegen waar wij naar de betekenis moeten zoeken. Zo stelt Meïr Sternberg – hoogleraar dichtkunst en vergelijkende literatuurwetenschappen aan de universiteit van Tel Aviv – dat het Oude Testament schoolmeesterachtigheid vermijdt. Het bezorgt ons de conclusies zelden rechttoe rechtaan. De verteller “laat gaten voor de lezer om over te piekeren – zoals ongegronde gevolgtrekkingen, gebrekkige samenhang, onduidelijkheden, meervoudige versies – …”.[12] Wij lezers moeten dus wel actief op zoek gaan. Toch veroordeelt Sternberg ons niet tot een onmogelijke taak. Hij voegt er immers aan toe dat “hoewel de Bijbel soms moeilijk valt te lezen, gemakkelijk ondermaats of bovenmaats en zelfs verkeerd wordt gelezen, maar eigenlijk onmogelijk tegendraads kan worden gelezen”.[13]

Wil dit nu zeggen dat een lezer een tekst wat-dan-ook kan laten beweren? Leidt lezen tot een subjectieve of partijdige willekeur? In een artikel over interpretaties aanvaardt U. Eco de idee dat een tekst talrijke betekenissen kan opleveren, maar zo zegt hij: “ik weiger te aanvaarden dat een tekst welke-betekenis-dan-ook kan hebben”.[14] Dit betekent dus dat lezen allesbehalve “een onschuldige activiteit” vertegenwoordigt.[15] E. Talstra verdedigt de idee dat de tekst met zijn zinsbouw en stijl de lezer in een bepaalde richting stuurt. Hierover merkte de grote Franse structuralist Roland Barthes uit de vorige eeuw op dat de juiste lectuur aan de lezer wordt opgedrongen.[16]

  1. Gebrekkig lezen

Onze onvolprezen en buitengewoon knap close-reader van Hebreeuwse teksten Jan Fokkelman kent de lezer een duidelijke verantwoordelijkheid toe: “hoe zorgvuldiger het lezen, hoe deugdelijker de interpretatie”. Daarbij acht hij een volledige overgave aan de tekst als een must. Het moet een positieve en open (i.e. ‘lege’) leeshouding zijn, waarbij wij onze eigen voorkennis tijdens de interpretatie op de achtergrond dienen te plaatsen.[17] Die overgave leidt ertoe dat wij tot gestuurd puzzelen worden aangezet aan de hand van de woorden, de zinnen, de spelers, de scènes en de plot van de tekst(en). Het onzorgvuldig, oppervlakkig, nonchalant en vooringenomen lezen, leidt uiteraard tot navenant begrijpen. Wie onzorgvuldig leest, zal nooit vaststellen dat Jezus werkelijk heeft gezegd dat de leer van de Farizeeën volgens hem o.k. was. Nonchalant lezen leidt ertoe dat niet overkomt dat zij Jezus zeer goed gezind waren. Wie vooringenomen leest, zal niet tot de ontdekking komen dat de man niet eerder dan de vrouw is geschapen. Wie oppervlakkig leest, denkt dat alleen Mozes in staat was om God te zien terwijl anderen – zoals de 70 oudsten, die met hem op de berg waren – dat voorrecht ook kenden.[18]

Wordt vervolgd

[1] U. Eco, Dire presque la même chose. Expériences de traduction, Paris 2003.

[2] Trouw, April 2009.

[3] B. Hemelsoet, ‘Talen en vertalen’, in: Zoals er gezegd is over de bijbel, T. de Bruin et allii, Bussum / Antwerpen 1969, 14.

[4] J. de Waard & E. A. Nida, in de Franse vertaling D’une langue à une autre, Villers-le Bel 2003, 1

[5] Zoals bijvoorbeeld hun serie Helps for Translators

[6] Eén van de pioniers van de Reader-Response Theory

[7] Dat is de hoofdreden waarom J. Barton opmerkt dat S. Fish’s vorm van reader-response theorie extremer is dan die van W. Iser omdat “de tekst bijna helemaal geen rechten meer heeft en de lezer de rol van de auteur volledig overneemt”. J. Barton, Reading the Old Testament. Method in Biblical Study, London 1996, 213

[8] S.E. Fish, ‘Literature in the Reader: Affective Stylistics’ in: J.P. Tompkins, Reader-Response Criticism. From Formalism to Post-Structuralism, London 1980, 70-73.

[9] A. Berlin, Poetics and Interpretation of Biblical Narrative, Sheffield 1983, 82. Zie ook Eco, Fish en Riffaterre

[10] Een term die E. Talstra aanwendt in: C. van der Kooi, E. Talstra & J.H. de Wit, Het uitgelezen boek. Opstellen over de omgang met de bijbel als het Woord van God, Zoetermeer 1995, 17

[11] J.L. Ska, “Our Fathers Told Us”. An Introduction to the Analysis of Hebrew Narratives, Rome 2000, 63. Zo ook J. Fokkelman: “Het ongelezen verhaal is een dode letter; het heeft geen leven, enkel een potentieel leven. … Het werk functioneert alleen op grond van het gelezen worden.”, Narrative Art and Poetry in the Books of Samuel, Vol. I, Assen 1981, 2

[12] M. Sternberg, The Poetics of Biblical Narrative, Bloomington, 1987, 42. Zie ook U. Eco, Interprétation et surinterprétation, Paris 1992

[13] Hij heeft het niet over de leeshoudingen die de tekst in zijn intenties bij het lezen vervormen zoals onwetendheid, vooroordeel, vooringenomenheid, e.d. Sternberg, Poetics 50

[14] Hij doet die uitspraak naar aanleiding van P. Valéry’s stelling dat er geen ware betekenis van een tekst bestaat. Eco, Interprétation 131. Ook P. Ricoeur redeneert in die zin als hij zegt: “De tekst zegt niet zomaar wat. Dit is een oude strijd die wij hebben geleverd, alsof wij aan de tekst toe zouden staan om wat dan ook te zeggen. Nee, er bestaan verplichtingen, …”. R. Barthes, P. Beauchamp et allii, Exégèse et herméneutique, Paris 1971, 259

[15] J. Culler, ‘Literary competence’, in: Tompkins, Reader-Response Criticism 116

[16] “Zo wordt hij in de klassiek realistische roman (met zijn oorspronkelijke en coherente betekenis) in een passieve receptieve rol gedwongen, terwijl hij in de nouveau roman (als schrijfbare, onleesbare tekst) wordt gepromoveerd tot coauteur, tot tekstproducent”. In de rubriek ‘Lisible / scriptible’ in H. van Gorp, R. Ghesquiere & D. Delabastita, Lexicon van literaire termen, Groningen & Deurne 1998, 255

[17] J.P. Fokkelman, Narrative Art and Poetry in the books of Samuel, Vol. I Assen, 1981, 2 en 4

[18] Respectievelijk Matteüs 23:3; Lucas 13:31 e.a.; Genesis 1:27 en 2:18,22; Exodus 24:11