2-Leesvaardigheden2.2-Ontdekken

2.2.1 De taal van Bijbelse getallen

Ontdekken hoe getallen in de Bijbel moeten worden ingeschat.

Inleiding

Getallen zijn onmisbaar. Creditcards, treintabellen en telefoonnum­mers functioneren met cijfers. Dat kleuters al leren tellen geeft aan hoe fundamenteel getallen bij het leven horen. In de samenleving spelen zij een concrete en soms een symbolische rol. Dat was ook in het Oude Israël het geval. Het gebruik ervan ontdekken helpt de lezer de Bijbel beter te verstaan.

Getallen in de bijbelse talen

De Hebreeuwse taal kent geen Arabische of andere cijfers. Getallen worden in woorden uit­gedrukt. Later, onder Griekse invloed, ging men de alfabetletters gebruiken voor het aanduiden van getallen. Zo vormen de eerste letters van het alfabet de eerste 9 cijfers. De tientallen van 10 tot en met 90 worden door de volgende 9 letters aangegeven. Dan volgen 100 tot en met 400 met de laatste 4 letters. Andere getallen worden gevormd door een combinatie van letters. Het bijbels Grieks volgt de regels zoals dat in het klassieke Grieks het geval is.

Bijbelse talen kennen de normale functie van getallen. Zij geven feitelijke toestanden aan. Legereenheden komen voor in 10, 50, 100 en 1000-tallen. Maanden worden door 1 tot en met 12 aangeduid en alle mogelijke bedragen en aantallen van personen door getallen. De getallen 1 tot en met 7 worden gebruikt voor de dagen van de week. De eerste dag is de zondag, de tweede maandag enz. De zevende dag heeft als enige een specifieke naam: sabbat of sjabbat dat rustdag of een heilige feestdag betekent.

Gebrek aan geheime codes

De Bijbel kent hoegenaamd geen geheime co­des. Slechts in de apocalyptische boeken Daniël en Openbaring komen enkele intrigerende ge­tallen voor waarover later meer. Egyptenaren, Assyriërs en Babyloniërs ontwik­kelden de gematria. Deze getallenleer of getallensymboliek hecht een symbolisch magische betekenis aan be­paalde getallen. Zij leest getallen als woorden en woorden als getallen. Vooral de getallen 3 en 7 spelen daarbij een rol die voornamelijk worden gebaseerd op gegevens in de natuur. Het Oude Israël is hen daarin niet gevolgd. Slechts aan enkele getallen kende het een bij­zondere waarde toe.

Van een uitgewerkt systeem zoals in de veel latere kabbala is in de Bijbel geen sprake. Deze mystieke leer ontleent getallen, schrifttekens en woorden aan bijbelteksten en verbindt er diepere en verborgen betekenissen aan. Het gaat daarbij om een bijzonder fantasierijke symbolisering van de getalwaarden en de Hebreeuwse letters.

Letterlijke betekenis

De bijbelschrijvers tonen geen bijzondere be­langstelling voor wiskunde. Hun kennis is be­perkt tot eenvoudige rekenkundige operaties van optelling, aftrekking, deling en vermenigvul­diging. Hiervan zijn wel de resultaten in de tek­sten zichtbaar maar de berekeningen op zich komen er niet in voor. Naar een wetenschap van de getallen hoeft noch in de Hebreeuwse Bijbel of het Oude Testament, noch in het Griekse of Nieuwe Testament te worden gezocht.

In de Bijbel vervullen getallen hun gewone taak van het verwijzen naar natuurlijke of feitelijke gegevens.[i] Zo heeft een week 7 dagen, een maand 30 dagen en bestaat een jaar uit 12 maanden. Er zijn 4 winden of windstreken. Jakob heeft 12 zonen waaruit zich 12 stammen ontwik­kelen. Mozes bleef 40 dagen op de Sinaï en daalde ervan af met 10 Woorden. Bij de leiding van het volk werd Mozes bijgestaan door 70 oudsten. Er waren 24 priesterafdelingen voor de tempeldienst. Achter al deze getallen hoeft in eerste instantie niets meer gezocht te worden dan de weergave van de feitelijke of concrete toestand van de gebeurtenis­sen.

Een plus minus functie

Naast het precies weergeven van aantallen zijn er ook getallen die het aantal mensen of voorwer­pen bij benadering aangeven. Zo worden een paar, 2 of 3, 3 of 4, 4 of 5 gebruikt voor een kleine hoeveelheid. Het getal 10 staat dan voor ‘aardig wat keren’. Mozes bracht 40 dagen in de woes­tijn door en ook nog eens 40 jaar met het volk. David en Salomo regeerden 40 jaar. Met het getal 40 werd blijkbaar een nogal lange periode be­doeld: mogelijk de tijd van een generatie. Het getal 100 verwees naar een groot getal, 1.000, 10.000 en 40.000 functioneerden eerder als ronde getallen om de sterkte van legers aan te duiden.

Bijzondere betekenis?

Getallen hebben soms ook hun eigen taal. In onze samenleving kan 7 als een geluksgetal worden ervaren terwijl 13 als een ongelukscijfer wordt geschuwd. Men kan 100 en één dingen willen en zelfs een 1000-poot zijn. Daarmee vat men die getallen niet bepaald letterlijk op. Iets derge­lijks was ook in bijbelse tijden in zwang. Het onderstaande verhaal van Jezus’ onderhoud met zijn leerlingen over of zij wel voldoende brood bij zich hadden illustreert dit goed. Het woordgebruik met 5x brood of 7x als de brokken meetellen.

13a     En hij liet hen alleen

b          en hij ging weer scheep

c          en hij vertrok naar de overkant.

14a     En zij hadden vergeten broden mee te nemen,

b          en behalve één brood hadden zij niets bij zich in het schip.

15a     En hij gebood hun en hij zei:

b                                 Ziet toe, wacht u voor de zuurdesem van Farizeeën en de zuurdesem van Herodes.

16        En zij spraken erover onder elkander, dat zij geen broden hadden. 

17a     En toen hij dat bemerkte, zei hij tot hen:

b                                 Waarom spreekt gij erover, dat gij geen broden hebt?

c                                  Verstaat gij nog niet en begrijpt gij niet?

d                                 Hebt gij een verhard hart

18a                             Hebt gij ogen en ziet gij niet;

b                                 hebt gij oren en hoort gij niet

19a                             En herinnert gij u niet,

b                                 toen ik de vijf broden brak voor de vijfduizend,

c                                  hoeveel manden vol brokken gij hebt opgeraapt?

d          En zij zeiden tot hem:

e                                 Twaalf.

20a                            En bij de zeven voor de vierduizend,

b                                 hoeveel korven vol brokken gij hebt opgeraapt?

c          En zij zeiden:

d                                 Zeven.

21a     En hij zei tot hen:

b                                 Begrijpt gij nóg niet?

– Marcus 8:13-21 (NBG)

Jezus verwees naar de zuurdesem van Farizeeën en van Herodes. Hij had het daarbij niet over hun broodbakkerskunst maar wel (figuurlijk) over hun ziens­wijze. De leerlingen waren bezorgd over hun ene brood: dat was nooit genoeg voor 13 man! Jezus gaf hen daarover een uitbrander. Zij begrepen echter niets van wat hij bedoelde. Zij dachten louter aan concrete broden terwijl hij hen iets anders wilde bijbrengen.

Denken dat Jezus eenvoudig toespeling maakte op de twee brooduitdelingen om hen ervan te overtuigen dat hij ook bij hen in de boot gemakkelijk hun honger kon stillen, is een te gemakkelijke uitleg. Dit verklaarde zijn uitzon­derlijke nadruk op de getallen niet noch zijn veelvoudige vragen. Binnen de bijbelse verteltraditie liet de oplossing zich makkelijk raden. De getallen 5, 7 en 12 bleken er meer dan een letterlijke betekenis te hebben.

Het getal 12

Mozes zond 12 verspieders naar het Beloofde Land als vertegenwoordigers van de 12 stammen. De Israëlieten richtten een gedenkteken van 12 stenen op ter herinnering aan hun door­tocht door de Jordaan. De hogepriester droeg een borstplaat met 12 kostbare stenen en Ezra offerde 12 geitenbokken tot een zondoffer voor heel Israël en dus de 12 stammen.

Na verloop van tijd functioneerde het getal 12 op een zelfstandige wijze. Het werd een synoniem voor Israël zodat het woord ‘stammen’ achterwege kon blijven. Het getal kreeg meer en meer een representatieve functie en daarmee een sym­bolische waarde. Dat Jezus 12 leerlingen tot zijn bijzondere gemach­tigden koos en zich daarmee tot heel Israël richtte, hoefde dus niet te verbazen. In het visioen over het nieuwe Jeruza­lem kreeg de stad zelfs 12 poorten.

Jezus genas een vrouw van haar 12-jarige ziekte en wekte een meisje van 12 jaar uit de dood op. Dit ziek-zijn en op sterven-na-dood-zijn van deze joodse naamloze vrouwen werden door hun beider ervaring en door het getal 12 met elkaar verbonden. Zij kwamen tot een hernieuwd leven door de respectievelijke aanraking van en door Jezus. Van daar was de stap snel gezet naar het ‘zieke’ joodse volk omdat het de verbondstrouw met God had verbroken. Het zou er slechts bovenop kunnen komen door een bewuste aanraking van en door de messias.

Het getal 7

Ook bij het getal 7 bespeurt men een ontwikkeling van een letterlijke naar een representatieve duiding. In het Be­loofde Land kreeg Israël te maken met de daar 7 aanwezige volken die daardoor in contact kwamen met Gods volk. Dit verbondsvolk was geroepen een konink­rijk van priesters te zijn voor de volken van de wereld. Volgens een telling van Noachs zonen kwam men voor het aantal van deze volken tot 70 (Genesis 10). Jakob ging met zijn 70 familieleden onder de Egyptenaren wonen. Mozes stelde 70 oudsten aan over Israël hun hierboven vermelde priesteropdracht indachtig. Via het aantal van 70 oudsten werd Israël constant aan zijn roeping herinnerd. Jesaja gaf aan dat Israël een licht voor de volken moest zijn. Juda diende 70 jaar in ballingschap uit bij de Babyloniërs en onderging gedu­rende 70 (jaar)weken de onderdrukking van Babyloniërs, Meden en Perzen, Grieken, Seleuciden en Ptolemeeën en uiteindelijk van Romeinen. Jezus stuurde 70 leerlingen om te evangeliseren onder de niet-joden. Hiermee stond de representatieve functie van het getal 70 vast.

In dit kader fungeerde 7 als een verkleingetal van 70. De 7 volken vertegenwoordigden de 70 volken van de wereld met dit verschil dat deze 7 buurvolken in een bijzondere relatie met Gods volk stonden. Zo moest de Syrische Naäman zich van Elisa 7 keer in de Jordaan onderdom­pelen. Deze Godsman stuurde de Sunamitische vrouw met haar gezin weg om 7 jaar bij de Filistijnse buren te gaan wonen. De Perzische koning en zijn 7 raadsheren zonden Ezra met een opdracht naar Juda. De 12 apos­telen zorgden voor de Hebreeuwstalige weduwen en zagen zich genoodzaakt 7 diakenen met niet-joodse namen aan te stellen om voor de Griekstalige be­hoeftige vrouwen te zorgen. Deze 7 brachten tevens het evangelie aan de Griekstaligen in de omliggende streken. De schrijver van het boek Openbaring beeldde Christus af met in zijn rechterhand 7 sterren die 7 engelen symboliseerden. Die 7 boodschappers werden gestuurd naar niet-joodse geloofsgemeenschappen die de schrijver met 7 kandelaren uitbeeldde.

Het getal 5

Gods openbaring werd op 5 Thorarollen neergeschreven met daarop zijn onderwijzingen en richtlijnen. De boek­rol van de Psalmen fungeerde als Israëls antwoord op de Thora en werd in 5 boeken ingedeeld. Israëls tempels waren qua maten en getallen met het getal 5 doorspekt: 5 pilaren van 5 el lang, 5 met elkaar verbonden tentkleden, de 5 el hoge voorhof, een 5 el lang altaar, verdiepingen van 5 el hoog met een 5 el hoge benedenverdieping, 5 el dikke muren, 5 el lange vleugels van de cherubim, links en rechts stonden elk 5 kandelaars, en ook nog 5 wasvaten aan de ene en 5 aan de andere kant.

De verteller van de boekrol Samuël bracht ook David Israëls koning in spé met het getal 5 in verband. Hij nam 5 gladde stenen om Goliat te verslaan. Aan de priester van Nob vroeg hij 5 van de 12 tempelbroden voor hem en zijn gevolg. Abigail bracht hem 5 maten geroosterd koren terwijl zij hem op haar ezel tegemoet reed en vergezeld was van 5 van haar dienaren. Davids afstammeling Jezus bracht verschillende reacties op Gods goede nieuws onder de aandacht van zijn leerlingen: 5 wijze en 5 dwaze jonge vrouwen, een dienaar die er aan zijn 5 gekregen talenten nog 5 bijkreeg en vanwege Jezus’ aanwezigheid waren er 5 mensen in een huis om hem verdeeld. In zijn gesprek over de ware eredienst bleek de niet-joodse vrouw 5 mannen – symbolisch als 5 afgoden op te vatten – te hebben gehad. Jezus gaf aanvankelijk les aan 5 leerlingen. Dat aantal gold in zijn tijd als het minimumgetal voor de start van een school. Paulus wilde liever 5 (Gods)woorden met verstand spreken dan 1000-den in een tong.

En … wat dan nog?

Voor de bijbellezer die deze informatie kent wordt het begrij­pen van Marcus’ ‘broodverhalen’ kinderspel. Hij vertelde een eerste brooduitdeling met 5 broden voor 5000 mannen die in groepjes van 100 en van 50 moesten zitten. De 12 apostelen deelden het eten uit en verzamelden na afloop 12 volle manden met brokstukken. Bij het tweede broodverhaal wisselden de getal­len: 7 broden voor 4000 mensen. Na de maaltijd hielden zijn 12 helpers 7 volle manden over. Merkte zijn toenmalige lezer bovendien dat het eerste verhaal zich afspeelde in een joods gebied en het tweede met niet-joodse mensen in het niet-joodse in de Dekapolis of Tienstedengebied dan werd de duiding kristalhelder. De 5 broden waren er voor de joden en de 7 broden voor de niet-joden.

Niet van brood alleen …

… maar van elk woord dat uit Gods mond komt zal de mens leven. Brood fungeerde dus als een symbool voor het onderwijs dat van God afkom­stig was. De 5 en 7 bro­den vertegenwoordigden bijgevolg eveneens Gods onderricht van de Thora. Samen vormden zij 12 bro­den van openbaring die op die manier dicht bij de 12 tempelbroden kwamen te liggen. De 5000 joden en de 4000 niet-joden uit alle windstreken bleken daarom van Gods eigen tafel te mogen eten. Zo konden zij samen als de 7 lichten van de menora voor Israël en de volken schijnen.

Als Davids zoon deelde Jezus zijn 5 broden met zijn 5000 volksgenoten in groepjes van 50 en 100, die via deze twee getallen naar hun verbondenheid met Gods Thora (via Mozes) en Gods messias (via David) wezen. Zo bouwde Jezus net als zijn illustere voorganger David aan de heropbouw van Gods Israël totdat hij via zijn 12 apostelen de 12 stammen als het ware tot zich verzameld had.

De 7 broden gaf hij aan de 4000 die uit de 4 windrichtingen naar hem waren toegekomen. Het was een voorafspiegeling van Jezus’ overtuiging dat er een dag zou komen dat zij van noord en zuid, van west en oost zullen komen om samen met Abraham, Isaak en Jakob aan tafel te zitten. De 4000 luisterden naar hem en lieten zich door zijn goddelijk brood verzadigen. Met een overschot van 7 manden bleef er genoeg over om de in hun verlengde liggende 70 volken te voe­den.

Voorlopige balans

Het broodverhaal uit het Marcusevangelie en de overige vermelde informatie uit de Hebreeuwse Bijbel en het Griekse Testament leerden dat bijbelse getallen naast hun feitelijk concrete waarde ook een representatieve, symbo­lische en onderrichtende betekenis konden heb­ben. Hun typische eigenheid deed de bijbellezer van toen extra dimensies van de verhalen ontdekken. Zo verbonden deze getallen het toenmalige heden — het moment van het gebeurde — met het overeenkomstige verleden. Op die manier kwamen Jezus en zijn apostelen op dezelfde weg terecht waarop God met Mozes en zijn stammen en met David en de door hem 7 onderworpen volken was gegaan. Alle drie hadden zij geijverd voor het messiaanse heil voor Israël (12) en voor de wereldvolken (70).

Ook naar de toekomst hadden deze getallen een verwijzende functie. Zij gaven op hun geëigende manier de krachtlijnen van Gods opdracht aan. Je­zus’ volgelingen dienden in gedachten te houden dat Gods thora niet alleen bestemd was voor het herstel van Israël via de 12 apostelen. Naast zijn 12 apostelen stuurde hij ook 70 leerlingen die hij met Gods thora naar de 7 volken en via hen als het ware naar de 70 volken. Zo werden zij allen in staat de weg naar het heil te vinden. Wie als niet-jood een volgeling van Jezus wilde worden diende samen met de 70 leerlingen en 7 diakenen op pad te gaan. Op weg naar hen die de God van Jezus nog niet kenden en zich nog niet met de messias verbonden hadden. Voor de lezer van deze bijdrage zal het intussen helder zijn: de studie en het begrijpen van de bijbelse verteltechnieken – in dit geval van de taal van de getallen – is een absolute must om de bijbelverhalen en – teksten adequaat te verstaan.

Wordt vervolgd

[1] Voor de tekstgedeelten waarin alle genoemde getallen voorkomen, verwijzen we naar L.A. Snijders, Alle getallen van de bijbel. Een concordantie van de telwoorden in het oude en nieuwe testament en de apocriefen, Baarn 1978