14 Amos’ actualiteit in een postmoderne samenleving 2
Een mens die er helemaal voor ging
Inleiding
Lag in de vorige bijdrage (Amos’ actualiteit in een postmoderne samenleving 1) de focus volledig op het godsbeeld dat Amos aan zijn toehoorders en lezers voorhield, dan richt de aandacht zich nu volledig op de persoon van de profeet.
Amos’ kwaliteiten van redenaar en schrijver hebben grote Schriftprofeten als Jesaja, Jeremia en Ezechiël geïnspireerd en beïnvloed. Deze veeboer en vijgenteler was absoluut geen kamergeleerde. Hij stond met beide voeten in de samenleving. Hij probeerde er een directe invloed op uit te oefenen en hij begaf zich naar plaatsen waar hij vond dat Gods stem moest worden gehoord.
Amos schreef neer wat hem tijdens zijn verblijf in het Noordrijk diep had getroffen. Zijn empathie voor de lijdende bevolking, die door haar leidinggevenden werd onderdrukt, spiegelde JHWH’s empathie van zijn God JHWH. Deze kon het onrecht en de ongerechtigheid waar zijn profeet getuige van was niet meer aanzien. De profeet voelde er zich door geïnspireerd. Dat is dan ook de reden waarom zijn boodschap ook nu nog altijd zó krachtig doorklinkt.
Hij was een toonbeeld van een empathische mens, die op de barricaden stond voor recht en gerechtigheid en voor een menswaardig leven voor alle lagen in de samenleving. Hoewel Amos in de achtste eeuw voor de gewone jaartelling zijn tijdgenoten aansprak, blijken zijn woorden een universeel karakter te hebben en de waarden en zijn geloofsideeën, die hij voorstond, nog relevant te zijn in de 21ste eeuw.
1. Amos op de barricaden tegen onrecht
JHWH’s profeet Amos, uit het Zuidrijk Juda, confronteerde Israëls leidinggevenden met hun arrogante mentaliteit, hun trots en hun zelfverzekerdheid. Zijn botsing met Amasja, de hoofdpriester van de nationale tempel in Betel is daar een voorbeeld van. Deze verbood Amos er immers het woord van Israëls God in te verkondigen. Hij moest zijn mond maar houden in wat hij ‘het koninklijk heiligdom’ noemde (7:14-15). Amos beperkte zijn berispingen echter niet tot oneerbiedige en heiligschennende liturgieën in de erediensten van Israëls tempels. Zijn pijlen richtte hij voornamelijk op de praktijken van alle leidende klassen in de samenleving.
Naast de overdadige liturgische tempeldiensten verborgen de militaire successen van Israëls leger onder de leiding van koning Jerobeam immense schrijnende sociale situaties. De alsmaar groeiende en bloeiende economie maakte dat kooplieden, grootgrondbezitters en veehouders, adellijke families en militaire officieren met de dag rijker en machtiger werden. Hun woningbouw en buitenverblijven, hun uitbundige meubels en dito luxe leven bewezen dit op overvloedige wijze. De talrijke gelegenheden om grof geld te verdienen vermeerderden zienderogen via valse financiële tegoeden, buitensporige rentelasten, flagrante woekerprijzen, verstoring van gerechtelijke procedures, bevordering van schuldslavernij, afpersingen en steekpenningen bij gerechtelijke conflicten en afpersingen. Al deze zaken klaagde Amos in het openbaar aan. Het meest tenhemelschreiende was vooral dat genoemde machtigen geweld gebruikten tegen kwetsbare en kleine mensen. Zij werden niet alleen materieel en sociaal, maar ook moreel en seksueel uitgebuit! . De armen werden in de Israëlitische samenleving zo goed als na lijfeigenen onderdrukt alsof ze nog in Egypte woonden!
Amos voelde zich gedrongen en daardoor gedwongen om wat hij van JHWH had gehoord en dacht begrepen te hebben mee te delen aan het volk. Daarbij cijferde hij zich volledig weg en richtte hij de schijnwerpers alleen op JHWH en diens boodschap. De enkele keren dat hij in de ik-vorm sprak, deed hij dat met de bedoeling om alle aandacht op JHWH’s bevel te vestigen.
Belijden dat de thora of het evangelie in de postmoderne samenleving allesbepalend is, biedt hoegenaamd geen garantie. Dergelijke belijdenissen kunnen krachteloos blijken te zijn als zij zich niet concretiseren in ‘daden’ voor het volk. Dat is wat de voorvechters in de bijbelteksten op het oog hadden en al diegenen die zich in de voetsporen van Amos en zijn collega’s begaven. Het past echt niet als voorgangers van geloofsgemeenschappen zoals Amasja, de hoofdpriester van Betel de dienst (willen) uitmaken, terwijl het juist hun taak is dat zij de leden van hun geloofsgemeenschappen en de mensen daarbuiten dienen. Van Amos valt te horen dat leidinggevenden hun persoon, macht en eigen belangen geen rol mogen laten spelen. Helaas bleven de leidinggevenden daarvoor Indisch doof.
2. Gods pathos
Daar JHWH weigerde om het onrecht in het Noordrijk Israël nog langer aan te zien, droeg hij Amos op om deze vreselijke praktijken aan de kaak te stellen. Met grote retorische kracht sprak de profeet de leidende klassen toe en verwoordde dat daarna schriftelijk in een bijna onnavolgbare literaire stijl. Hij verkondigde dat het niet loonde om JHWH te aanbidden in Israëls heiligdommen, terwijl zij zich op dergelijke onrechtvaardige manieren bleven gedragen.
Namens JHWH sprak Amos heldere en concrete taal: ‘Zoek mij en leef! 5 Ga niet naar Betel, kom niet in Gilgal, trek niet naar Berseba; Gilgal gaat in ballingschap en Betel wordt een plaats van onheil. 6 Zoek JHWH en leef … 7 Want jullie veranderen het recht in alsem en vertrappen de gerechtigheid … 11 Jullie vertrappen de zwakken en eisen een deel van hun graan op. 12 Want ik weet hoe talrijk jullie misdaden zijn, hoe groot jullie zonden: jullie keren je tegen de onschuldigen, jullie ontvangen steekpenningen, jullie ontnemen de armen in de poort hun recht … 14 Zoek het goede, niet het kwade. Dan zullen jullie leven, en dan zal JHWH, de God van de hemelse machten, met jullie zijn, zoals jullie altijd zeggen. 15 Haat het kwade, heb het goede lief en zorg dat er recht gedaan wordt in de poort’ (Amos 5:4-7; 11-12; 14-15 NBV). Indrukwekkend! JHWH stelde dus dat de Israëlieten niet naar de tempels moesten gaan om hem te eren, maar hem dienden te zoeken. Die oproep moesten zij niet naar eigen dunken interpreteren, want hem zoeken stond synoniem voor het doen van het goede voor medemensen.
Deze woorden bewijzen het pathos van JHWH en daarmee ook Amos’ pathos. De God van Israël drukt zijn medegevoel uit voor de armen, de zwakken en de kwetsbaren. Wijlen de grote joodse filosoof en theoloog Abraham Joshua Heschel die in 1963 prominent mee vooraan stapte naast Martin Luther King in de mars op Washington voor de gelijke rechten voor alle Amerikanen, schreef: “Het fundamentele kenmerk en de primaire inhoud van het bewustzijn van de profeet is goddelijke aandacht en betrokkenheid. Elke boodschap die hij ontvangt, weerspiegelt dat besef. De profeet is deelgenoot van een goddelijke aandacht voor de mensheid, van een betrokkenheid bij de geschiedenis, een goddelijke visie op de wereld, en deze probeert hij door te geven. Gods betrokkenheid bij de mens ligt aan de wortel van het werk van de profeet dat erop gericht is het volk te redden”.[1]
Wie bovenvermelde boodschap van Amos (5:14-15) goed beluistert en laat bezinken, begrijpt dat hij van geen vrome erediensten wil weten maar moraliteit. Geen ‘orthodoxie’ of het vooropstellen van de juiste leer, maar ‘orthopraxie’ die alle mensen aanspoort tot een evenwichtige en consequente levenspraktijk.
3. Amos als partner van God
Amos was de eerste profeet die zijn theologie schriftelijk vormgaf en daarmee inspireerde hij latere generaties van profeten. Zijn strijd voor recht (mīsjpāt) en gerechtigheid (tsedāqā), werd later overgenomen door profeten zoals o.a. een Jeremia en een Ezechiël. In andere omstandigheden en in andere samenlevingen stonden ook zij op de barricades voor de rechten van de lagere klassen. Jeremia deed dit terwijl zijn volk in Jeruzalem werd belegerd door de Babyloniërs. Hij beweerde dat ze hun hoop niet moesten vestigen op de aanwezigheid van de tempel van hun God JHWH. In een totaal andere situatie, in gezelschap van de gedeporteerden in Babylon, benadrukte Ezechiël de absolute noodzaak van ethisch gedrag in overeenstemming met de richtlijnen van Mozes, als de sleutel voor een mogelijke terugkeer naar hun land.
Net als Amos verwezen zij met grote overtuiging naar het erfgoed van Israël. Ze deden een beroep op de tradities, die zij door en door kenden. Daaraan ontleenden zij hun gezag. Zo stelden zij dat JHWH model stond als degene, die zorgde voor de machtelozen in de samenleving. Hij uitte immers zijn bezorgdheid voor weduwen, wezen en vreemdelingen en schonk aandacht aan hongerige en dorstige mensen in overeenstemming met zijn eigen voorschriften in de thora (Deuteronomium 10:12-20).
Men kan het alleen maar eens zijn met wijlen Franse theoloog en filosoof André Néher, die schreef: “De ethiek van de thora is de wil van God. Een schandalige bewering in de oude wereld, die zich niet kon voorstellen dat moraliteit, en vooral sociale moraliteit, een zaak voor de godheid was. Integendeel, deze bewering is wat de Hebreeuwse ethiek zo origineel maakt. De essentiële geboden van de thora: ‘Wees heilig! Beoefen rechtvaardigheid! Heb God en je naaste lief!’ geven niet alleen aan wat goed is, maar wat de mens doet deelnemen aan Gods bedoeling. De thora is niet het gedrag van eenbestaan, maar dat van een bestaan dat met God verbonden is.”[2]
In dit opzicht en in weer een andere samenleving in een veel latere tijd gaf de profeet Jezus van Nazaret onbetwistbaar blijk van zijn sterke overtuiging over de universele betekenis en doel van de thora. Hij stond pal voor wat hij van het grootste belang achtte: de authentieke beoefening van Gods thora met de nadruk op oprechte rechtschapenheid en liefde.
Amos bewees heel concreet een partner van God en een betrouwbaar rolmodel in zijn tijd te zijn en dat is wat geestelijke voorvechters tegenwoordig ook kunnen zijn voor hun medegelovigen en in de ogen van seculiere mensen. Hun medeleven met Gods pathos voor mensen – zoals de profeten Amos, Jeremia, Ezechiël zich op dat vlak onderscheidden – doet begrijpen dat ethiek het belangrijkste aandachtspunt van de religie hoort te zijn. Deze zou in alle opzichten voorrang moeten hebben op elke vorm van eredienst en op wat voor soort van dogmatiek dan ook.
4. Amos staat pal voor de waarheid
De profeet richt zich heel direct tot Israëls leidinggevenden, opdat zij hun verkeerde en destructieve gedrag tegenover de zwakken in de samenleving stopzetten. Hij doet dat zonder omwegen en in absolute bewoordingen, omdat het volgens hem JHWH’s waarheid is. Geen 50 tinten grijs en geen vijven en zessen en geen interpretatieve of relativerende spelletjes …
Het postmodernisme bepleit echter dat de waarheid relatief is en dat alles wat wordt overwogen openstaat voor interpretatie. Daarom zou elke interpretatie als legitiem moeten worden beschouwd. Een dergelijke visie creëert bij gelovigen gevoelens van onzekerheid en een verlies van vertrouwen in hun eigen geloofsovertuigingen. Twijfel rijst of de Bijbel, de leerstellingen en de dogma’s van de kerken nog wel antwoorden geven op hun existentiële vragen. Ook kan bij hen de indruk ontstaan dat de kerken zichzelf in de huidige tijd irrelevant hebben gemaakt, omdat zij niet tegemoet komen aan de essentiële aspiraties en behoeften van mensen. Zo kunnen zij het gevoel ballingen te zijn geworden in een samenleving, die vroeger de hunne was. Niet zelden ontbreekt hun de inspiratie of de moed om naar ‘alternatieven’ te zoeken. Onzeker geworden proberen zij op zoek te gaan naar een hernieuwde vaste grond om hun geloof weer op te bouwen.
Natuurlijk zouden de uit hun evenwicht gebrachte gelovigen het postmodernisme de schuld kunnen geven van een cultuur van relativisme en zichzelf proberen te overtuigen of zelfs hopen dat uiteindelijk alle relativisme zichzelf zal opheffen. De Amerikaanse filosoof, schrijver en cognitief wetenschapper Daniel Dennett verzet zich tegen het idee dat alles in de huidige samenleving beheerst wordt door relativisme:
“In feite zijn mensen in onze samenleving niet relativistisch als het gaat om wetenschap, techniek en technologie. Ze zijn eerder relativistisch en pluralistisch als het gaat om religie en ethiek. Maar als ze een efficiënte communicatie van religieuze overtuigingen ontwikkelen, zullen ze uiteindelijk tot de conclusie komen dat het postmodernisme, dat beweert dat er geen waarheden zijn, alleen interpretaties, zich grotendeels zal uitleven in absurditeit”.[3]
Voor Amos gaat het niet om interpretaties, zoals die van Israëls leidinggevenden, die poneerden dat JHWH met hen was (à la Gott Mit Uns, In God We Trust), omdat zij op allerlei vlak successen boekten: militair, economisch en religieus. De profeet komt daartegenover met glasheldere onwrikbare standpunten over JHWH’s inzet voor het onderscheid tussen goed en kwaad. Het goede dat absoluut moet worden nagestreefd en het kwaad dat even absoluut moet worden gestopt. Die stelling wordt talloze keren door het woord van God verwoord en onderwezen. André Néher benadrukt dat daar ‘een stellige kennis voor nodig is. De profeten ontleenden deze zekerheid aan hun kennis, aan de aanwezigheid van de absolute werkelijkheid in hen …’. Daarbij verwijst hij naar Amos, ‘die de openbaring van God beschrijft als een dwang, een greep, men zou het een ontvoering kunnen noemen. Hij is overgeleverd aan het woord van God’. En iets later vervolgt Néher met: ‘Het woord van God wordt gegeven zonder dubbelzinnigheid of ambivalentie. Het is het objectieve woord, dat de openbaring heeft ingesloten zonder iets te laten ontsnappen. ‘Het echte antwoord op het woord van God is om dat woord te herhalen, om Gods woordvoerder te zijn.[4]
5. De essentie van het geloof voor Amos
Als een bezorgd didacticus benaderde de profeet Amos zijn publiek op een wijze, die mensen wilde aanzetten tot thoragedrag: liefde voor de medemens en voor God. Dezelfde intentie moet de hoofdtoon voeren: omkeer van veel mensen met de nadruk op de God die bevrijding aanbiedt. Hoewel doemdenken in het boek Amos de boventoon lijkt te voeren, is de centrale gedachte en de uiteindelijke bedoeling ervan een van bevrijding. Bevrijding van machten en krachten die een gelukkig leven in de weg staan.
Volgens de hierboven genoemde rabbijn Heschel is de ultieme categorie van profetische theologie: ‘betrokkenheid, aandacht en zorg. De profetische religie kan niet worden gedefinieerd als: wat doet de mens met zijn diepste betrokkenheid, maar als: wat doet de mens met Gods betrokkenheid. Het moet niet worden gedefinieerd als, wat de mens doet met zijn uiteindelijke zorg, maar eerder wat de mens doet met Gods zorg … De profeet verwijst niet naar God in zijn absoluutheid, maar altijd in zijn relatie tot het volk’. [5] En dat was wat Amos bezielde en waar hij een verkondiger van was.
Voor gelovigen – die zich eerder beklagen over deze ongemakkelijke postmoderne malaise – is het nuttiger om manieren te vinden om een renaissance en revitalisering van hun religieuze overtuigingen te genereren zonder simpelweg hun traditionele overtuigingen te herhalen of wat bij te schaven. Deze zullen echt niet volstaan, want er is veel meer nodig.
De levens van de genoemden, Amos, Jeremia, Ezechiël en Jezus, bewijzen dat zij authentieke rolmodellen waren in hun respectievelijke samenlevingen. Hun onwankelbaar medeleven met Gods pathos voor alle mensen doet begrijpen dat ethiek het belangrijkste punt op het vlak van religie is. Voor die waarheid – onvoorwaardelijke liefde voor de medemens en voor God – die niet voor allerlei interpretaties vatbaar is, hebben zij geleefd en is Jezus de weg naar Jeruzalem gegaan.
Zij hoopten mensen de juiste levenswandel en -handel voor te houden. Wie hun mening was toegedaan, besefte dat dogma’s en leerstellingen mensen geen soelaas brengen en zeker niet als zij in een crisistijd het hoofd boven water proberen te houden.
De lezers van Amos’ teksten worden existentieel bij hun eigen leven en hun samenleving betrokken. De actualiteit ervan spoort rabbijnen, priesters, predikanten, lekenprekers en kerkleden en gewoonweg bijbelgelovigen aan om de betekenis ervan al prekend, onderwijzend en getuigend door te geven. Allen kunnen veel leren van Amos’ engagement in de maatschappij van zijn tijd. Als zij een profetische bijdrage willen uitoefenen, dan zal die in kracht toenemen naarmate zij – net zoals Amos – die met volharding en overtuigingskracht aanwenden.
Ter afronding
Amos’ woorden die hij namens zijn God JHWH met zijn toehoorders deelde, heeft voor mensen in onze huidige samenleving dus nog steeds een grote betekenis. Een hele reeks kenmerken die een rol speelden in het achtste-eeuwse Israël van voor de gewone tijdrekening gelden ook nu nog. Soms lokaal, maar zeker wereldwijd. Zo is de kloof tussen arm en rijk gebleven en worden in nogal wat landen armen nog steeds door rijken verdrukt. Meestal ontbreekt bij deze laatsten een gebrek aan medemenselijke liefde en een sterke drang om succesvol in het leven te zijn. Tegen alle verwachtingen in uit zich dat ook bij leden en leiders van de geïnstitutionaliseerde kerken en geloofsgemeenschappen, terwijl zij juist zoals Amos, Jeremia, Ezechiël en Jezus op de barricaden zouden kunnen staan. Voor deze voorvechters bestond ware grootheid uit ware goedheid en die wordt talloze keren door de Bijbel beschreven en geïllustreerd.
[1] A.J. Heschel, De Profeten, Vught 2013, 605.
[2] A. Néher, L’essence du prophétisme, (De essentie van het profetisme), Paris 1983, 145.
[3] Daniel Dennett on Wieseltier V. Pinter in The New Republic: ‘Let’s Start with a Respect for Truth’, October 19, 2013.
[4] Néher, Idem 100, 103 en 106.
[5] Heschel, Idem 606-607