4-Griekse testament4.3-VerdiepenJohannes

4.3.9 De proloog deel 8 – Thora, goedheid en trouw met elkaar verweven

Johannes 1:17

Inleiding

De verteller van de proloog heeft aangegeven dat het Woord zich heeft gemanifesteerd: ‘het is onder ons komen wonen’. Het heeft op hem en die het meemaakten een enorme indruk gemaakt. De heerlijkheid ervan is helemaal vol, vervuld of doordrongen van goedheid en trouw (genade en waarheid in de NBG). Volgens hem valt die heerlijkheid te kwalificeren als het unieke (woord) van de Vader (1:14d), die in synagogale kringen niet anders dan God kan zijn.

Plotseling breekt de roepende getuige Johannes in het relaas van de verteller in. Enerzijds identificeert hij daarbij het gemanifesteerde woord in ietwat cryptische en moeilijk te bevatten bewoordingen: ‘(het woord) komt ná mij, maar was er ook vóór mij (1:15de). Anderzijds voegt hij eraan toe dat hij en de zijnen bevoorrecht zijn. Zij hebben immers die volle heerlijkheid kunnen aanschouwen (1:14c) en de getuige voegt eraan toe, dat zij daaruit een dubbele goedheid hebben ontvangen (1:16b).

Al met al blijft dit (1:14-16) allemaal op de lezer van vandaag mysterieus overkomen. Zoals in de vorige bijdrage werd aangetoond is het maar niet duidelijk of het kortweg gaat om het optreden van het woord van in het begin (1:1) of om het woord dat zich fysisch manifesteert (d.i. vleesgeworden) als een soort woorddrager (1:14). Het vervolg (1:17-18) biedt mogelijk meer helderheid en uiteindelijk uitsluitsel.

Daar er in deze bijdragen over de proloog is gekozen om het verhaalverloop te volgen, zoals de verteller dit zin voor zin ontvouwt, vergt dit van de lezer de discipline om zich louter op de tekst te concentreren. Deze leesoefening mist immers informatie om tot meest oorspronkelijke bedoeling door te dringen als men tijdens het voortgaand lezen informatie betrekt, die eerst later in het Johannesevangelie opdoemt. Dit is wat de meeste commentaren bij hun uitleg wel doen waarbij niet zelden ook geloofsovertuigingen en leerstellige en dogmatische aannames een rol krijgen. Op die manier riskeert de authenticiteit van het betoog van de proloog de mist in te gaan.

Van een hoogtepunt gesproken (1:17)

De getuige Johannes genereert met 1:17 een dubbel hoogtepunt. Dat gebeurt, omdat hij zijn getuigenis met een driemaal ‘want’ (1:15d; 16a en 17a) zijn redenering verantwoordt. En daarnaast, omdat hij twee gegevens inbrengt, die voor zijn synagogale lezers en hoorders klinken als een klok: enerzijds de thora en anderzijds de goedheid en de trouw (respectievelijk de wet, de genade en de waarheid in de NBG). Qua zinsbouw heeft hij ze ondergebracht in twee parallelle syntactische enkelvoudige zinnen (17a // 17b). Dit maakt dat zij met elkaar zijn verbonden en niet los van elkaar horen te worden opgevat.

De lezer heeft hier te maken met wat men in de literatuur met een Latijnse term parallellismus membrorum noemt. Hebraïcus J.P. Fokkelman geeft dit weer als ‘het evenwijdig lopen van de leden’. Het bijbels Hebreeuwse vers presenteert zich vaak in twee (of soms drie) ongeveer gelijke delen, die met elkaar in dialoog staan. Daar er in de Hebreeuwse poëzie het rijmen van woorden (nl. klankrijm vooral aan het einde van het vers) niet voorkomt, zoals in de westerse cultuur, spreekt men ook wel van ‘gedachterijm’ of ‘gedachtenritme’. Het gaat dan niet om een rijm niet  klanken, maar van beelden, gedachten en begrippen. Hoewel de korte opeenvolgende zinnen van het parallellisme indruk maken, gaat het om hun inhoud die, dankzij eenvoudige voegwoorden voor een vloeiende gedachtestroom zorgen.

  1. Om welk soort parallellisme gaat het hier?

Dat het om een parallellisme gaat tussen 17a en 17b is zonneklaar. De vraag is echter om welk van de drie gebruikelijke parallellismen in de Hebreeuwse dichtkunst het hier gaat. Zeggen de twee vershelften hetzelfde en gaat het dus om een vorm van herhaling maar dan met andere woorden? Fungeert de inhoud van de tweede vershelft als een tegenstelling met die in de eerste vershelft? Of wordt de eerste vershelft aangevuld door een versterking, een specificatie, een uitbreiding of een toevoeging? Bij deze drie parallellismen wordt bijvoorbeeld gebruikgemaakt van synoniemen, omschrijvingen, metaforen, woordspelingen en getalspreuken. Er zijn voorbeelden te over in de boekrollen van de Schriftprofeten of in de poëtische teksten van de Bijbel.

  • Een relatie tussen thora, goedheid en trouw?

Vooraleer de volledige relatie tussen bovenstaande parallelle zinnen 17a en 17b te karakteriseren, is het nuttig om eerst de begrippen waar zij mee inzetten – de thora (17a) en de goedheid en de trouw (17b) – onder de loep te nemen. De lezers of hoorders onder Johannes’ synagogebezoekers kennen deze woorden en begrippen door en door. Zij komen veelvuldig voor in hun Hebreeuwse en Griekse Bijbel. Eigenlijk kunnen thora, goedheid en trouw nauwelijks los van elkaar worden verklaard, zoals dat ook niet kan tussen de eerder aangehaalde woorden en begrippen in de proloog (deel 2. Een netwerk van hecht verbonden woorden en begrippen).

  • Ontegenzeggelijke verwevenheid

Zo is de tekst in Psalm 40:8-12 een heel mooi voorbeeld van woorden en begrippen die met elkaar verbonden en verwezen zijn. Hieronder volgt de NBG-vertaling waarin de woorden wet en genade en waarheid op grond van hun betekenis in de Hebreeuwse en Griekse bijbels zijn vervangen door respectievelijk, thora, goedheid en trouw.

In zijn voorafgaande dichtregels (40:1-7) maakt de psalmist duidelijk aan zijn hoorders, dat hij voor zichzelf begrepen heeft, dat offers niet de geëigende respons vormen als antwoord op Gods grote daden (40:6-7). Hij benadrukt zijn innige relatie met God op wie hij zijn vertrouwen heeft gesteld (40:4-5). Daarom komt hij tot JHWH (40:8) met het verlangen om Gods wil te doen, die noemt hij de thora in zijn binnenste. In 9-12 wil haar daarover in een grote vergadering (qāhāl) getuigen (10a en 11d).

Bovenstaande parallelle halve dichtregels brengen begrippen aan het licht die met elkaar verbonden zijn. Dit gebeurt horizontaal:

  • wil (9a) // thora (9b)
  • gerechtigheid (11a) // trouw en heil (11b)
  • barmhartigheid (12a) // goedheid en trouw (12b).

Er is ook verticaalsprake van verbindingen tussen de parallelle vershelften:

  • wil (9a) / gerechtigheid (10a) en gerechtigheid (11a) / barmhartigheid (12a)
  • thora (9b) / trouw en heil (11b) / goedheid en trouw (12b).

Het is duidelijk dat dit psalmgedeelte een netwerk van woorden en begrippen te kennen geeft. Zij blijken tot eenzelfde woord- of betekenisv        eld te horen. Bovendien komen zij ook meer dan eens in de Hebreeuwse en Grieks Bijbels in elkaars gezelschap voor. Zij staan met elkaar in verband en tonen qua betekenis een zekere verwantschap. Samen dragen zij bij tot de vele eigenschappen, die de thora rijk is. Onderstaande parallelle (onderlijnde) woorden en begrippen onderbouwen deze insteek:

Deze met elkaar verbonden woorden en begrippen maken deel uit van het gemeenschappelijke ontwerp thora. Samen vormen zij een woordveld van betekenissen, waarbinnen zij van een zekere wederzijdse betrekking (correlatie) getuigen. Het zijn echter geen synoniemen en ze zijn ook niet als synoniemen bedoeld. Zij kenmerken zich door thematische relaties met verwante, maar niet noodzakelijke vergelijkbare betekenissen. Ze zijn echter niet los ‘verkrijgbaar’, want zijn op elkaar betrokken en overlappen elkaar gedeeltelijk, zoals de volgende venndiagram uitbeeldt.

In de Hebreeuwse (en Griekse) Bijbel functioneert de thora als de grondslag van Gods verbond met het volk Israël. De boekrollen van Genesis tot en met Deuteronomium, die samen de thora van Mozes worden genoemd, bestaan voor het grootste deel uit verhalen. Een kleiner deel heeft te maken met Gods concrete richtlijnen. Zij worden wetten, geboden, inzettingen, verordeningen en getuigenissen genoemd. Het volk wordt In Deuteronomium wel tweeëntwintig keer met nadruk opgeroepen om ze te onderhouden en te doen, dat door de NBG met ‘naarstig onderhouden’ wordt vertaald. Zeven keer (!) worden ze met de metafoor ‘wandelen in (al) Gods wegen’ weergegeven. Zij drukken Gods wil en thora uit, maar telkens dienen zij te worden begrepen tegen de achtergrond van diens daden in zijn relatie met het volk. Net zoals het centrale thema thora worden genoemde concrete richtlijnen in verband gebracht of staan zij op één lijn gesteld met de hoofdbegrippen goedheid en trouw, heil en gerechtigheid in het venndiagram (zie bijvoorbeeld: Deuteronomium 7:9; Jeremia 9:24; Psalm 119:86, 124 en 138; Nehemia 1:5).

De relatie tussen de thora enerzijds en de goedheid en de trouw anderzijds in 1:17 wordt dan glashelder. Mozes’ concrete wetten, geboden, inzettingen, verordeningen en getuigenissen verwijzen als delen of deelgebieden naar de thora. Tegelijkertijd vertegenwoordigen zij die ook en dat doen de begrippen de goedheid (of liefde) en de trouw (of vertrouwen) eveneens. Vooraan in die tweede enkelvoudige zin (17b) verwijzen beide als delen naar het geheel (d.i. de thora) die in de eerste (parallelle) zin (17a) staat. In de literatuur noemt men zoiets een synecdoche. Dat is een stijlfiguur van een gedeeltelijke aanduiding, die voor het geheel staat.

Een voorlopige vaststelling

De proloog is met 1:17 bij een hoogtepunt aanbeland met twee parallelle enkelvoudige zinnen

die op elkaar zijn betrokken. Hun woorden en begrippen thora (17a), goedheid en trouw (17b) verdienen dan een uitvoerige uitleg. Opnieuw is de informatie uit de Hebreeuwse en Griekse Bijbel een must om de omvang van hun betekenis en hun onderlinge relatie te kunnen bepalen. Psalm 40:8-12 is daarbij een sterk verhelderende hulp. Daarin komen ook nog de begrippen recht en heil voor die tot hetzelfde woordveld horen. Eigenlijk kunnen zij niet los van elkaar worden beoordeeld, zoals dat in de Grieks-Romeinse en de daarmee samenhangende westerse cultuur wel gebeurt. In de Hebreeuws-Aramese cultuur worden zij echter beschouwd als organisch met elkaar verbonden, zoals bovenstaande venndiagram dit illustreert. Heeft men het over het ene begrip, dan komt daarmee ook meteen het volgende begrip in het vizier.

In de volgende bijdragen krijgen de namen Mozes en Jezus Christus, die respectievelijk aan het einde van de twee enkelvoudige zinnen staan (17a en 17b), de volle aandacht. Dit alles om zo mogelijk de volledige betekenis van de melding van de getuige Johannes 1:17 in te schatten.

Volgende bijdrage: De proloog deel 9 – Mozes en de thora