4.1.7 Het Grieks-Romeins dualistisch wereldbeeld
Inleiding
Deze bijdrage beperkt zich tot een algemene kenschetsing van de invloed op het jodendom van het Grieks-Romeinse wereld-, Gods- en mensbeeld. Dit gebeurde hoofdzakelijk via het Grieks als voertaal en via het hellenisme. Dit laatste is een vermenging tussen de Grieks-Romeinse cultuur en die van de Egyptenaren en van de Perzen. Zoals eerder gemeld (4. Griekse Testament 1. Kennismaken. 4. Het Grieks van de evangeliën) was het Grieks erg verbreid onder de joodse gemeenschap zowel in Palestina als in de diaspora of de verstrooiing. Het is dan ook gerechtvaardigd om over een hellenistisch joodse cultuur te spreken.
Semitische Griekstalige evangeliën
Johannes en de drie andere evangelieschrijvers vertelden hun eigen verhaal over Jezus van Nazaret in Galilea in een uithoek van het Romeinse keizerrijk. Dat deden zij, zoals eerder aangegeven, in het koine of volkse Grieks. Hun geschreven taal vormde het spontane product van tweetalige joden dat doorspekt was met vele semitismen of Hebreeuwse en Aramese woorden en zinsconstructies. Joden in Palestina en joden uit de diaspora, die in het land waren komen wonen, moeten dit Semitische Grieks van de evangeliën hebben gewaardeerd. Deze waren immers enerzijds gewend aan de Hebraïserende Griekse vertaling van de Hebreeuwse Bijbel of Septuaginta. Anderzijds waren zij ook vertrouwd met het Hebreeuws-Aramese wereldbeeld van hun godsdienst (4. Griekse Testament. 4.1. Kennismaken 6. De wereld van het Griekse Testament – deel 2. Het Hebreeuws-Aramees wereldbeeld).
Romeinse bezetting en de joodse bevolking
Al sinds 63 v.g.j. hield het Romeinse leger Palestina bezet en had de joodse bevolking in allerlei opzichten veel last van hun aanwezigheid. Hoewel zij hun eigen godsdienst vrij mochten belijden, omdat wijlen Julius Caesar hen allerlei voorrechten had geschonken, was het leven voor joodse mensen tijdens de bezetting toch erg moeilijk. Dagelijks werden zij immers met Romeinse soldaten geconfronteerd en moesten zij forse belastingen betalen!
Vóór het uitbreken van de oorlog in 66 g.j. waren de Romeinse commentaren op joden zelden vijandig van aard. Tolerantie voor hun joodse eigenaardigheden betekende echter niet dat zij positief stonden tegenover het jodendom. De meeste Romeinen verachtten de joodse gebruiken of vonden ze belachelijk. Wel behandelden zij over het algemeen de tempel van Jeruzalem met uitzonderlijke tact. Dat kwam o.a. omdat het in het voordeel van de keizer was om de joodse God aan zijn kant te hebben.
De eigen cultuur van de joodse bevolking onderging steeds meer de invloed van de Grieks-Romeinse cultuur of hellenisme. Deze maakte zich meer en meer meester van het leven in de grotere en nieuwe steden. In Palestina waren er ook voldoende gelegenheden in de vele vergriekste steden voor joden om zich te assimileren met die cultuur. Daar alle joden, zowel in Jeruzalem als elders tot op zekere hoogte gewend aan de Griekse taal, kunst, handel, filosofie en literatuur waren, lag het voor de hand dat het Grieks-Romeinse wereldbeeld een serieuze invloed uitoefende op menige jood.
- Grieks-Romeinse wereldbeeld
Het meest opvallende kenmerk van dit wereldbeeld is dat er een quasi absolute scheiding bestaat tussen de hemel als de eeuwige wereld en de aarde als de tijdelijke wereld.
Tussen beide valt er een zeer grote en bijna onoverbrugbare afstand vast te stellen. Dit dualisme tussen de hemel met de goden aan de bovenkant en de aarde met de mensen aan de benedenkant speelt op allerlei vlakken. Het gaat om complete tegenstellingen zoals bovenstaand schema duidelijk weergeeft: licht versus duisternis; waarheid versus dwaling; kennis versus onwetendheid; geest versus lichaam; eeuwige leven versus eindigheid en dood.
De hemel met de goden
De wereld van de goden is voor de mens echt helemaal afgesloten met daarin honderden goden (en halfgoden) van verschillende standen (deus, divus, nymf of geest). Deze onsterfelijke goden leven een onbekommerd en gelukzalig leven in hun prachtige verblijven op de Olympusberg. Net zoals bij de mensen vormen zij een competitieve gemeenschap met onderlinge allianties, strijd en vriendschap. Hoewel zij sterk en mooi zijn en in vele aspecten superieur aan de mensen, zijn ze niet almachtig en ook niet alwetend. De goden worden vaak ook gezien als kosmische machten. Naar de gewone wereld dalen zij wel eens af, maar dat doen zij niet uit zorg voor de mensen. Het is eerder om hun het leven lastig te maken en ook door hun eigen onderlinge strijd met collega-goden. Hoewel de hoofdgod Zeus of Jupiter een vader van allen is, gedraagt hij zich wel als een tiran.
De aarde met de mensen
De aarde vormt een onveilige en onzekere plek voor de stervelingen met een leven vol kwellingen. Ze zijn overgeleverd aan het lot en aan allerlei geestelijke wezens: oergoden, goden, nimfen, halfgoden, cyclopen, reuzen, demonen en monsters. Hun leefwereld ervaren zij als een eeuwig tranendal vol van ellende en terreur in een klimaat van angst voor die wezens en die demonische machten.
Niet alleen het wereldbeeld van de Grieken en de Romeinen bezit een dualistisch karakter, want dat heeft ook hun mensbeeld. Er bestaat inderdaad een scherpe scheiding tussen het sterfelijke lichaam van de mens aan de ene kant en zijn onsterfelijke ziel of psyché aan de andere kant. Terwijl die laatste uit de hemelse sferen afkomstig is, zit zij in het lichaam gevangen. Het gevolg? Een bijzondere negatieve kijk op de mensen. Zij worden als zwakke en tragische wezens gezien, die nooit goed kunnen doen in een wereld, die zij als vijandig ervaren. De Grieken en de Romeinen karakteriseerden de aardse mens als een vleesgeworden, onsterfelijke ziel. Als het belangrijkste deel van de mens, moet deze ziel uit het lichaam worden bevrijd met de hoop op een eeuwig leven in de hemel.
In die zin beweert de Romeinse staatsman, filosoof en schrijver Cicero dat er ‘voor al diegenen die hun vaderland hebben behouden, geholpen of uitgebreid, een plaats in de hemelen is voorbereid. Daar zullen zij in geluk kunnen genieten van een eeuwig leven’. Ook de Egyptische joodse filosoof Philo van Alexandrië lijkt gewonnen voor die insteek
Het menselijke en het goddelijke, die in de Hebreeuwse Bijbel bij de mens als beeld van God horen, worden in de hellenistische tijd via de Grieks-Romeinse gods- en mensbeelden in een dualistisch model gegoten. Lichaam en geest die volgens het Hebreeuws-Aramees mensbeeld altijd een eenheid en verbondenheid vormen, worden daarbij volledig van elkaar gescheiden. Het lichaam vertegenwoordigt dan het aardse of menselijke en de geest het hemelse of goddelijke. ‘De ‘goeden’ onder de mensen hopen op een beloning na de dood in de hemel en de ‘slechten’ krijgen een eeuwige straf in de onderwereld. Het vroege jodendom met zijn onwrikbaar monotheïsme laat zich echter niet opdelen door het dualisme, dat zo kenmerkend is voor de Grieks-Romeinse godsdienst, filosofie en literatuur.
B. Enkele globale verschillen tussen Grieks(-Romeins) denken en Hebreeuws(-Aramees) denken
Onze westerse denkpatronen, overtuigingen, gedragingen en identiteit, onze ideeën, praktijken en houdingen berusten veelal op de vroegere Grieks-Romeinse cultuur. Bij het lezen of raadplegen van de Hebreeuwse Bijbel, zijn Griekse vertaling van de Septuaginta en het Griekse (Nieuwe) Testament loont het om zich daarvan bewust te zijn. Het is in deze bijdrage niet de plaats om daar uitvoerig op in te gaan. Een aantal hoofdkenmerken van beide culturen, de Grieks-Romeinse en de Hebreeuwse Aramese kunnen wel al voor enig inzicht zorgen.
- Dualistische begrippen versus eenheidsbegrippen
De Griekse benadering van het leven kan men eerder analytisch, fragmentarisch en dualistisch van aard noemen. Daartegenover heeft het Hebreeuwse denken een synthetisch karakter dat voornamelijk van een eenheidsgedachte uitgaat en eerder met algemene ideeën werkt. Zo is de mens één, zoals Israëls God één is. Ook vormen goed en kwaad een eenheid, waarbij het kwade niet vernietigd kan worden, maar wel overwonnen, beheerst en gecontroleerd. Zowel de samenleving als het individu (met zijn bewuste en onbewuste) moeten elk als een eenheid worden opgevat. Mogelijk is het verschil in woordenschat daarvan ook een indicatie: het Grieks heeft 200.000 woorden, terwijl de Bijbels-Hebreeuwse taal uit slechts 10 000 woorden bestaat.
- Deelgedachte tegenover totaliteitsgedachte
De Griekse focus ligt op de delen, het abstracte en op de theoretische zin van het bestaan, in tegenstelling tot de totaliteitsgedachte, die in de Hebreeuwse Bijbel overheerst. De concepten die erin voorkomen zijn niet bedoeld om te worden ontleed en onderzocht. Ze dienen als één geheel te worden genomen met hoofdzakelijk aandacht voor het concrete en de praktische kant van het leven. Er bestaat wel oog voor de onderdelen maar dan steeds in functie van het geheel. In de Hebreeuws-Aramese optiek is het doel van God om alles in allen te zijn. Zo geldt ook de regel dat de overtreding van één natuurwet gevolgen heeft voor de hele schepping. Ieder deel van de mens vertegenwoordigt de hele mens. Scheidt men lichaam en geest van de mens, dan is er van de mens geen sprake meer. Het zondigen raakt de hele mensheid en het bevrijden geeft de aanzet tot de bevrijding van diezelfde mensheid. De interesse blijft hoofdzakelijk op God gericht en op wat hij van de mens verlangt, terwijl hij daarbij diens concrete geluk op het oog heeft.
- Filosofie van de ideeën versus psychologie van de werkelijkheid
Grieken zijn meer geïnteresseerd in de filosofie van de ideeën dan de Hebreeuwse aandacht voor de psychologie van de werkelijkheid. In navolging van Plato ontstaat er in het Griekse denken een soort cultus van de filosofie, terwijl het bijbelse denken wars is van speculaties en zich hoofdzakelijk richt op Gods openbaring. Het heeft belangstelling in wat bestaat en wat door de mens wordt ervaren. Zo besteden de Grieken meer aandacht voor het beschrijven van het hoe van de dingen, van het bestaan en van hoe situaties overkomen. Verder hebben zij oog voor het uiterlijk van mensen of dingen. De bijbelvertellers lijken dat oninteressant te vinden. Hun hoofdaandacht gaat uit naar het ‘waarom’ of beter nog voor het ‘waartoe’. Ook naar het karakter van de figuren, die zij voor de geest roepen en in hun verhalen spelen voorwerpen alleen een functionele rol.
Het Grieks komt over als de taal van de wetenschap, van feiten en van de rede. Het stelt vragen en wil daarop antwoorden kunnen formuleren. De mens speelt daarbij de hoofdrol en die stelt zich tot doel om te achterhalen hoe iets wetenschappelijk mogelijk is. Hebreeuwse volkse denkpatronen zijn eerder levendig, rijk en kleurrijk. Zo kunnen bij hen de bomen in het veld in de handen klappen en de bergen en heuvels van vreugde uitbarsten. In het Hebreeuws-Aramese jodendom staat God altijd centraal en bestaat er niet de drang om alles te weten. Joden in de eerste eeuw van de gewone jaartelling kunnen gerust met onbeantwoorde vragen leven en dat met een gevoel van bewondering en verwondering voor het heelal dat hun ontzagwekkende God heeft geschapen. Voor hen is het belangrijk om te zoeken naar een existentiële relatie met de God van de Thora, de Profeten en de Psalmen.
- Individualisme versus solidariteitsgedachte
In het algemeen is voor de Grieken het individu het belangrijkst. In de Hebreeuwse samenleving gaat het om de groep, de stam en het volk die dan telkens in verbinding staan met God. Hij heeft een mens naar zijn evenbeeld geschapen, maar deze mens is tegelijk man en vrouw en staat voor de hele mensheid. Als schepper en bevrijder openbaart God zich aan mensen, omdat hij zich solidair met het wel en wee van de mens, het volk en de volken voelt. Uit de opdracht die hij in het scheppingsverhaal aan de mens geeft, valt op te maken dat hij hem als een partner in de wereld ziet. Deze moet samen met hem zorg dragen voor de natuur en de mensengemeenschap. In dat opzicht is het essentieel dat mensen van een bepaalde generatie zich bewust zijn of worden dat zij verantwoordelijk zijn voor hun daden, omdat deze gevolgen hebben voor de na hen komende generaties.
- Abstract tegenover concreet
De Griekse focus ligt op abstracte begrippen en op de theoretische zin van het bestaan. Zo worden de begrippen waarheid, liefde en rechtvaardigheid in verhandelingen gepresenteerd, beschreven, ontleed en in definities verwoord. In de Hebreeuwse Bijbel hebben ideeën slechts betekenis als zij in de werkelijkheid, in het leven worden ervaren. Daarom gaat het hoofdzakelijk om werkwoorden: liefhebben, waarachtige gedragingen en concrete daden van recht en gerechtigheid. Begrippen als bijvoorbeeld bevrijding betekenen niets als men deze niet zelf heeft ervaren of deze niet via verhalen inzichtelijk zijn gemaakt. Zo treft men bij de bijbelvertellers geen abstracte definities aan maar vergelijkingen, gelijkenissen, metaforen en spreuken. Israëls God wordt o.a. voorgesteld als een herder, een koning, een vader, enz.
- Theoretische zin tegenover praktische zin
Belangstelling voor kennis is belangrijk voor beide wijzen van denken. Bij de Grieken was deze voornamelijk van een intellectuele aard en wordt gekenmerkt door een opeenvolging van ideeën. In het Hebreeuws-Aramese jodendom draait het om waarde te hechten aan handelingen, daden en gebeurtenissen. Wordt in de Griekse cultuur objectiviteit nagestreefd en poogt men subject en object van elkaar gescheiden te houden, gaat het bij de bijbelschrijvers om participatie, deelname, onderlinge ontmoetingen, contact en het engagement van en voor het subject. God kennen betekent een existentiële relatie met hem aangaan en een betrouwbare partner voor hem te zijn. Daarbij speelt de persoonlijke ervaring een rol, maar deze moet ook voor anderen herkenbaar zijn.
- Essentie tegenover existentie
Het contemplatieve, het statische en het uiterlijke of anders gezegd ‘het zijn’ of de essentie krijgt de hoofdaandacht in de Griekse cultuur en filosofie. In het Hebreeuwse denken zijn het bewegen, het dynamisme en de werkelijkheid de hoofdzaak of anders gezegd ‘het worden’. Het gaat in het eerste geval om wie je bent en wat men van je ziet (mooi, voornaam, atletisch, …); in het tweede om je relationele vaardigheden, je waarde en je betekenis voor anderen.
Ter afronding
In onze westerse samenleving overheersen Grieks-Romeinse dualistische begrippen en waarin de overgrote meerderheid van mensen weinig affiniteit hebben met de monistische of eenheidsbegrippen, die het Hebreeuws-Aramees wereldbeeld kenmerken. Deze bijdrage en de vorige (4. Griekse Testament 1. Kennismaken 6. De wereld van het Griekse Testament – deel 2. Het Hebreeuws-Aramees wereldbeeld) beogen geen waardeoordeel over deze beide te formuleren. Het gaat er om de onderlinge verschillen inzichtelijk te maken. Voor het lezen en het begrijpen van de Bijbel is het onontbeerlijk om zich daarvan bewust te zijn. Enerzijds is dat belangrijk om het wereldbeeld te kennen dat hoofdzakelijk in de Hebreeuwse Bijbel overheerst en anderzijds dient het om enige toegang te verkrijgen tot het Griekse (Nieuwe) Testament. In dat laatste zijn de twee genoemde wereldbeelden te onderkennen: het Hebreeuws-Aramese en het Grieks-Romeinse.
Het eerste hoort thuis in het Palestijnse jodendom. Het tweede wereldbeeld is kenmerkend voor het hellenistisch jodendom, dat daarin van een steeds groter wordende invloed uitoefent. De alsmaar toenemende kennis van de Griekse taal en cultuur is daar zowel in Palestina als in de diaspora debet aan. Hoewel beide wereldbeelden van elkaar verschillen hoeven zij niet tegen elkaar te worden uitgespeeld. Het Griekse denken met de hierboven genoemde kenmerken en het Hebreeuwse denken met de zijne, verdienen het, al bij al, voor wat de werkelijkheid betreft, gewoon als complementair te worden beschouwd.