2.1.2 Verantwoord bijbellezen vereist
Openheid gevraagd
Opnieuw – zoals altijd – ligt het in de bedoeling van ondergetekende om te delen wat hij denkt begrepen te hebben. Hij poogt dit te doen, zoals een soort huismeester, die uit zijn voorraadkamer nieuwe en oude dingen tevoorschijn haalt (zoals Jezus dat in Matteüs 13:52 formuleert). Uiteraard kan dit leiden tot gefronste wenkbrauwen als er dan vast(geroeste) en gekoesterde christelijke denkbeelden (binnen het kader van leerstellingen, dogma’s en geloofsvoorstellingen) wat onder druk komen te staan. De schrijver dezes doet een poging om daar geen rekening mee te houden en het Johannesevangelie te benaderen, zoals hij dat op deze website gewoon is te doen. Bepalend voor hem zijn de talige, tekstuele en intertekstuele gegevens, die eigen zijn aan de brontekst van het Griekse (Nieuwe) Testament en de politieke, culturele en godsdienstige wereld waarin – in dit geval – het Johannesevangelie is ontstaan.
De tekst en het historisch kader
Zoeken naar de historische Jezus in de vier evangeliën verplicht ons bijbellezers kennis te vergaren over zijn gehoor in de 1ste eeuw van de gewone jaartelling (g.j.). Hij staat immers met zijn rug naar ons toe en met zijn gezicht naar zijn tijdgenoten. Juist daarom moet er rekening worden gehouden met de geschiedenis van dat tijdvak. De politieke en godsdienstige setting van binnen en buiten Palestina in het Romeinse Keizerrijk speelt daarbij een essentiële rol. Immers, wie de historische gegevens niet juist weergeeft, creëert een onjuiste beeldvorming en voorstelling van zaken. Zij monden dan uit in een niet correcte Bijbeluitleg en dito theologie. Daarnaast horen de evangeliën te worden gelezen in functie van gegevens, die eigen zijn aan de teksten van het Griekse (Nieuwe) Testament uit die 1ste eeuw. En uiteraard moet de joodse religieuze achtergrond in het tijdvak, waarin het Griekse Testament is ontstaan, daarbij een grote rol spelen. De rabbijnse manier van vertellen en onderwijzen verdient daarbij de nodige aandacht.
Zoeken naar de oorspronkelijke betekenis
Christelijke leerstellingen en dogma’s, die zich in de latere eeuwen onder invloed van de vroegchristelijke traditie, de Griekse filosofie en theologie van de kerkvaders en de Romeinse keizerlijke politiek, horen daarbij niet in aanmerking te worden genomen. Het vooropgestelde doel is om de zo oorspronkelijk mogelijke betekenis van het Johannesevangelie te achterhalen. De vergelijking met de evangeliën van Marcus, Matteüs en Lukas werkt daarbij ook verhelderend. Aan het einde van deze serie bijdragen op onze website kunnen lezers beoordelen of de bereikte voorstelling van het Johannesevangelie afdoende hout snijdt.
Enkele bij het lezen in acht te nemen criteria
- Ten eerste valt er een immense afstand te overbruggen tussen het hier en nu van onze postmoderne tijd om de bijbelse verhalen, die zijn geschreven in het daar en toen van het Romeinse Keizerrijk en Palestina, goed te kunnen begrijpen. Hun werkelijkheid was heel anders dan de onze en daarom dienen hedendaagse lezers zich daar voortdurend van bewust te zijn;
- Ten tweede gaat het erom de juiste exegetische criteria te gebruiken om de evangeliën correct te begrijpen en te interpreteren. Om hun unieke karakter te erkennen en in ere te houden is een close reading een absolute noodzaak met toegespitste aandacht: woordenschat, woordkeus, stijl, tekstopbouw en genre. In aanmerking komen verder de literaire context, waarin de evangeliën zijn ontstaan met daarnaast de literaire en esthetische criteria uit die tijd. Deze golden binnen de Grieks-Romeinse cultuur in het Romeinse Keizerrijk in het algemeen en de Hebreeuws-joodse cultuur binnen en buiten Palestina in het bijzonder. De benadering van de evangeliën horen bijgevolg niet te worden gebaseerd op de literaire, historische, esthetische en culturele criteria die van kracht zijn in de 21e eeuw.
- Tenslotte is het feit dat de evangelieverhalen nog steeds bestaan, te danken aan hun uitstekende literaire kwaliteit. Terecht behoren zij tot de wereldliteratuur en zouden eigenlijk in hun brontalen moeten worden gelezen of in de meest betrouwbare bijbelvertalingen. De evangeliën zijn veel meer dan historische verslagen of journalistieke essays. Hun schrijvers waren immers geen historici of journalisten, maar rabbijnen en opvoeders. Hun theologie was niet systematisch of filosofisch, maar verhalend van karakter. Later kwamen hun semitisch Grieks geschreven verhalen in de ban van het Griekse rationele denken en het logisch redeneren. Uiteraard zijn beide geschikt om teksten uit de Grieks-Romeinse wereld te verklaren, maar helemaal niet om teksten – waartoe ook de evangeliën horen – die het jodendom in de 1ste eeuw van de gewone jaartelling heeft voortgebracht. Het was door middel van hun verhalen dat deze joodse auteurs getuigden van hun vertrouwen in hun God en hun bewondering voor hun profeet en rabbi uit Nazaret. Dit wilden zij maximaal delen met hun lezers. Het zou jammer zijn als deze evangelieverhalen ondermaats zouden worden gelezen. Dit leidt immers tot een ondermaats begrijpen en interpreteren.